Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 april 2021 in de zaken tussen
[Naam], te [Plaats], eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
€ 12,92 mee te nemen in de berekening. Daarbij is overwogen dat het feit dat verweerder voor de kosten van cv en liftinstallatie ten gunste van eiseres van het beleid is afgeweken, niet maakt dat verweerder gehouden is dat ook te doen voor de servicekosten. Voor zover eiseres heeft willen aanvoeren dat voor de servicekosten hetzelfde bedrag moet worden opgevoerd als voor die kosten in het beleid van de gemeente Amsterdam is opgenomen, slaagt die grond niet, reeds omdat verweerder niet aan het beleid van de gemeente Amsterdam is gebonden. Eiseres heeft verder niet duidelijk kunnen maken waarom verweerder voor het breukdeel van de opstalverzekering niet op de door eiseres zelf opgegeven gegevens heeft kunnen afgaan en ook niet waarom de meest recente berekening van verweerder onjuist is. Zij heeft haar grond dan ook onvoldoende onderbouwd, aldus de Raad. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien door de hoogte van de WKT vast te stellen op een bedrag van € 205,49 per maand.
Beslissing
- verklaart zich onbevoegd in de beroepen en bijkomende verzoeken in de zaken ROT 19/1132, ROT 20/4964, ROT 20/4965, ROT 20/4966, ROT 20/4967, ROT 20/4968, ROT 20/4969, ROT 20/5375, ROT 20/6035, ROT 20/6037 en ROT 20/6038;
- verklaart de beroepen en bijkomende verzoeken in de zaken ROT 19/3462, ROT 20/439, ROT 20/1173, ROT 20/2878, ROT 20/3539, ROT 20/4967, ROT 20/5642 en ROT 18/4567, voor zover dit laatste beroep is gericht tegen het besluit van 19 juli 2018, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep in de zaken ROT 18/4567, ROT 19/3464, ROT 20/3746 en ROT 20/1173 gegrond;
- vernietigt in de zaken ROT 19/3464 en ROT 20/1173 de besluiten op bezwaar van 29 mei 2019 en 22 januari 2020 en verklaart de bezwaren alsnog niet-ontvankelijk;
- vernietigt in de zaak ROT 18/4567 het besluit van 29 november 2018 voor wat betreft de daarbij vastgestelde hoogte van de WKT over de periode van 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019, en stelt de WKT over deze periode vast op € 206,73 per maand;
- vernietigt in de zaak ROT 20/3746 het dwangsombesluit van 20 februari 2020 en stelt de door verweerder verschuldigde dwangsom vast op € 1.442;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten voor zover de rechtbank zelf in de zaak heeft voorzien;
- bepaalt dat de Staat een schadevergoeding aan eiseres is verschuldigd van € 1.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn in enige zaken;
- wijst voor zover de beroepen gegrond zijn de overige verzoeken om schadevergoeding af;
- verklaart de overige beroepen ongegrond en wijst bijkomende verzoeken af;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van in totaal € 143 in de zaken ROT 19/3464, ROT 20/4 en ROT 20/1173 vergoedt.
Rechtsmiddel
Let op!De bevoegde hogerberoepsrechter voor de (bijstandsgerelateerde) zaken ROT 18/3394, ROT 18/4567, ROT 19/365, ROT 19/843, ROT 19/4976, ROT 20/4,