ECLI:NL:RBROT:2019:2672

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
5 april 2019
Zaaknummer
18-4566_V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over niet-ontvankelijk verklaring bezwaar tegen uitnodiging voor gesprek over voortgang bij ExIT

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2019 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante, een veelprocedeerder, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 19 december 2018, waarin haar beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam ongegrond was verklaard. Dit besluit betrof de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen een uitnodiging voor een gesprek over de voortgang bij ExIT, dat op 29 mei 2018 zou plaatsvinden.

De rechtbank diende in deze verzetprocedure te beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak correct was, omdat de brief en e-mail van 24 mei 2018 niet als appellabele besluiten konden worden aangemerkt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor was het bezwaar van de opposante terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De verzetrechter vond geen aanleiding om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en verklaarde het verzet ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 april 2019, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 18/4566
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2019 als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzet van

[Naam], te [Plaats], opposante,

tegen de uitspraak van de rechtbank van 16 oktober 2018 in het geding tussen opposante en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: verweerder) over het besluit van 19 juli 2018.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van opposante tegen de brief en e-mail van 24 mei 2018, waarbij opposante is uitgenodigd voor een op 29 mei 2018 te houden gesprek over de voortgang bij ExIT niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 19 december 2018 bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep ongegrond verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan. Het verzet is behandeld ter zitting van 22 februari 2019.

Overwegingen

1. In deze verzetprocedure moet de rechtbank de vraag beantwoorden of zij bij de uitspraak van 19 december 2018 het beroep terecht zonder zitting heeft afgedaan, omdat zij tot het oordeel kwam dat het beroep kennelijk ongegrond was. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in deze verzetprocedure beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposante op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden voordat op het beroep werd beslist, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over die beslissing. Zo ja, dan is het verzet gegrond en komt de uitspraak waartegen het verzet is gericht te vervallen en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
2. In de uitspraak waartegen verzet is gedaan is overwogen dat het beroep ongegrond is, omdat de brief en e-mail van 24 mei 2018 van verweerder niet zijn aan te merken als appellabele besluiten als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zodat verweerder het tegen deze brief ingediende bezwaar om die reden terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3. De verzetrechter ziet in hetgeen opposante in verzet aanvoert geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 19 december 2018 is gedaan.
4. Om deze reden is het verzet ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, in aanwezigheid van
C.W. Steenkist, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.