ECLI:NL:CRVB:2019:307
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijzondere bijstand en misbruik van recht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante tegen verschillende uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had geoordeeld dat er geen zwaarwichtige gronden waren om de beroepen van appellante niet-ontvankelijk te verklaren wegens misbruik van recht. Appellante, die sinds 17 juli 2013 bijstand ontvangt, had in de periode van 30 juli 2014 tot en met 13 mei 2016 meerdere aanvragen om bijzondere bijstand ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis waren afgewezen. Het college stelde dat appellante niet de benodigde informatie had verstrekt en dat haar aanvragen daarom niet konden worden beoordeeld. De rechtbank had in eerdere uitspraken overwogen dat het indienen van aanvragen per e-mail door appellante niet als misbruik van recht kon worden aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van het college in het incidentele hoger beroep verworpen en bevestigd dat de rechtbank terecht oordeelde dat appellante geen misbruik van recht had gemaakt. De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de uitspraak die betrekking had op een specifieke aanvraag, die werd vernietigd. De Raad heeft het college veroordeeld in de kosten van appellante en het griffierecht vergoed.