ECLI:NL:RBROT:2016:2335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
ROT 15/6334
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaald beroep wegens niet tijdig beslissen door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 maart 2016 uitspraak gedaan in een herhaald beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk. Eiser had eerder, op 1 juni 2015, beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen een besluit van 7 juli 2014, waarbij zijn verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) was afgewezen. Dit eerdere beroep werd echter niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser verzuimd had tijdig griffierecht te betalen.

Eiser heeft op 12 oktober 2015 opnieuw beroep ingesteld, ditmaal wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het uitgangspunt van litis finiri oportet zich verzet tegen herhaald beroep tegen dezelfde beslissing, in dit geval het herhaalde beroep betrekking had op het niet tijdig beslissen, wat voortduurt na de eerdere uitspraak. De rechtbank concludeerde dat het beroep ontvankelijk was, maar dat het beroepschrift onredelijk laat was ingediend, aangezien er een periode van zes maanden lag tussen de ingebrekestelling en de indiening van het beroep.

Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 15/6334

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 maart 2016 in de zaak tussen

[Naam], te [plaats] (Aruba), eiser,

gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
en

het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk, verweerder,

gemachtigde: E. Waasdorp.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op het verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) onder overlegging van jaarverslagen van de Commissie Bezwaarschriften.
Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 1 juni 2015 heeft eiser beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen het primaire besluit.
Bij uitspraak van 24 juli 2015 (ROT 15/3634) heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in verzuim is tijdig griffierecht te voldoen.
Bij brief van 1 oktober 2015 (ontvangen op 12 oktober 2015) heeft eiser opnieuw beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen het primaire besluit.
Verweerder heeft bij brief van 15 januari 2016 bericht dat nog geen beslissing op bezwaar is genomen, maar dat dit zo spoedig mogelijk alsnog wordt genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2016. Partijen zijn niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat met de uitspraak van 24 juli 2015 een onherroepelijke uitspraak voorligt waarin het beroep wegens niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is verklaard. De eerste vraag die de rechtbank daarom ambtshalve dient te beantwoorden is of na een eerdere niet-ontvankelijkverklaring van een beroep wegens niet tijdig beslissen opnieuw beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter.
2. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het uitgangspunt van litis finiri oportet – dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – zich ertegen verzet dat meermaals wordt opgekomen tegen dezelfde beslissing of dat nogmaals wordt beslist indien een onherroepelijke beslissing voorligt (vgl. ABRvS 27 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1790 en CRvB 27 februari 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AF7125).
3. In het onderhavige geval ziet het herhaalde beroep echter op het niet tijdig beslissen, welke situatie voortduurt na de eerdere uitspraak. Voorts volgt uit het eerste lid van artikel 6:12 van de Awb dat een dergelijk beroep niet aan een termijn is gebonden. Het onder 2 genoemde uitgangspunt geldt daarom niet voor het onderhavige geval. Dat voor het maken van bezwaar of instellen van beroep uit artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb volgt dat het niet tijdig nemen van een besluit wordt gelijkgesteld met een besluit doet daar niet aan af.
4. De rechtbank neemt hierbij mede in ogenschouw dat het gerechtshof Den Haag bij uitspraak van 26 augustus 2015 (ECLI:NL:GHDHA:2015:2347) een uitspraak van de rechtbank van 27 februari 2015 (ECLI:NL:RBROT:2015:1243) heeft bevestigd, ook voor zover in die uitspraak is overwogen dat bij een herhaald beroep tegen niet tijdig beslissen na een eerder niet-ontvankelijk beroep wegens het niet tijdig betalen van griffierecht geen sprake is van schending van het beginsel van ne bis in idem.
5. Gelet op het voorgaande wordt de eerste vraag bevestigend beantwoord en acht de rechtbank zich daarom bevoegd op het beroep te beslissen.
6. De rechtbank komt daarom toe aan de ambtshalve te beoordelen vervolgvraag of het beroep ontvankelijk is.
7. Uit het hiervoor genoemde eerste lid van artikel 6:12 van de Awb volgt weliswaar dat indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit het niet aan een termijn is gebonden, maar uit het vierde lid volgt dat het beroep niet-ontvankelijk is indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
8. De rechtbank stelt vast dat eiser verweerder op 8 april 2015 in gebreke heeft gesteld tijdig op zijn bezwaar te beslissen. Tussen deze ingebrekestelling en het onderhavige beroep, dat is ontvangen door de griffie op 12 oktober 2015, ligt een periode van zes maanden. Gelet op deze periode van inactiviteit – waarbij de rechtbank het eerste beroepschrift niet als een stuitingshandeling aanmerkt, nu dit eerdere beroep wegens het verzuim tijdig griffierecht te betalen niet-ontvankelijk is verklaard – is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onredelijk late indiening (vgl. HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3607 en CRvB 28 juli 2015, ECLI:NL:CRvB:2015:2642 en Hof Den Haag 26 augustus 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2347).
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen beantwoordt de rechtbank de vervolgvraag ontkennend en zal zij het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P.M. Weerdestein, voorzitter, en mr. L.A.C. van Nifterick en mr. J. Bergen, leden, in aanwezigheid van mr. dr. R. Stijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.