Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 augustus 2016 in de zaak tussen
Neral Beheer B.V., te Rotterdam, Neral,
Stichting Gemeenschappelijke Organisatie Dienen, te ’s-Gravenhage, SGOD,
Kamer van Koophandel, verweerster
Procesverloop
11 februari 2014, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op het verzoek van Neral van 17 april 2013.
Overwegingen
13 augustus 2013 aan verweerster meegedeeld dat haar schorsing als bestuurder van NLS per 16 april 2013 diende te worden opgeheven, omdat de schorsingstermijn van drie maanden op 15 april 2013 was verstreken en heeft zij verweerster gevraagd te beslissen op dat verzoek. Tevens heeft Neral gesteld dat zij als gevolg van het niet inschrijven van genoemde opheffing in het handelsregister schade heeft geleden en verweerster verzocht deze schade te vergoeden en daarnaast gevraagd om nadeelcompensatie toe te kennen.
15 juli 2013 ten grondslag liggen. Anders dan Neral stelt, volgt volgens verweerster uit het vonnis van 16 januari 2013 niet dat de schorsing uitsluitend geldt voor 90 dagen. Verweerster stelt dat dit vonnis niet anders kan worden gelezen dan dat de voorzieningenrechter heeft beoogd te oordelen dat de schorsing ‘sowieso’ drie maanden liep en zoveel langer als zou volgen uit een op enig moment aanhangig te maken procedure bij de Ondernemingskamer. Verweerster is gebonden aan genoemde rechterlijk uitspraken en gelet op deze uitspraken bestaat thans geen mogelijkheid om de inschrijving van de schorsing op te heffen. Verweerster had bovendien, gezien het vonnis van 16 januari 2013, gerede twijfel over de vraag of de schorsing kon worden opgeheven, welke twijfel is bevestigd door de beschikking van de Ondernemingskamer van 15 juli 2013 waarbij de schorsing van NLS is gecontinueerd. Verweerster heeft verder overwogen dat het verzoek om schadevergoeding terecht is afgewezen. Neral heeft haar verzoek expliciet gebaseerd op artikel 4:126 van de Awb. Nu dit artikel nog niet in werking is getreden, kan daarop nog geen beroep worden gedaan. Bovendien is er geen sprake van schade ter uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid die uitgaat boven het normaal maatschappelijk risico, dan wel schade die Neral in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.
Voor zover Neral heeft verzocht om vaststelling van de dwangsommen die zouden zijn verbeurd als gevolg van de te late besluitvorming, stelt verweerster dat dit verzoek reeds op grond van artikel 4:15, eerste lid, onder a en b, van de Awb in samenhang met artikel 4:17, derde lid, van de Awb moet worden afgewezen. Verweerster wijst hiertoe op haar brief van
6 mei 2013 waarbij de beslissing op het verzoek van Neral in verband met een lopende enquêteprocedure tijdig is aangehouden tot na de uitspraak van de Ondernemingskamer en Neral is gevraagd dit verzoek aan te vullen met een kopie van die uitspraak. Nu Neral reeds vanaf 15 juli 2013 beschikte over de beschikking van de Ondernemingskamer, maar deze tot op heden niet aan verweerster heeft toegezonden, is de vertraging in de besluitvorming na
15 juli 2013 aan Neral toe te rekenen. Verder stelt verweerster dat het verdagen van de beslissing op het bezwaar bij brief van 22 november 2013 tijdig is geschied en dat het bestreden besluit vervolgens is genomen binnen zes weken na die datum, zodat Neral geen aanspraak kan maken op dwangsommen. Tot slot heeft verweerster overwogen dat geen sprake is van een van rechtswege ontstane beslissing tot opheffing van de schorsing, nu de Handelsregisterwet 2007 (Hrw 2007) noch het Handelsregisterbesluit 2008 (Hrb 2008) bepaalt dat bij het niet tijdig beslissen een dergelijke beschikking ontstaat.
29 augustus 2013 tot afwijzing van dat verzoek reeds had genomen, is genoemd beroep
niet-ontvankelijk.
18 juli 2013 de eerste dag is waarover de dwangsom verschuldigd is. Nu verweerster alsnog een besluit heeft genomen op 29 augustus 2013, is verweerster een dwangsom verschuldigd over de periode van 18 juli 2013 tot en met 28 augustus 2013, dus over 42 dagen. Het College stelt de hoogte van de verschuldigde dwangsom op grond van artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Awb dan ook vast op € 1.260,- (veertien dagen vermenigvuldigd met € 20,- per dag, veertien dagen vermenigvuldigd met € 30,- per dag en veertien dagen vermenigvuldigd met € 40,- per dag).
4 januari 2014. Gelet op artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet wordt de in de wet gestelde termijn, nu deze in het onderhavige geval eindigt op een zaterdag, van rechtswege verlengd tot en met maandag 6 januari 2014. Volgens artikel 4:17, derde lid, van de Awb is de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Nu de beslistermijn eindigde op 6 januari 2014 is de ingebrekestelling van 22 november 2013 vroegtijdig ingediend, zodat verweerster geen dwangsom aan Neral is verschuldigd. Dit betekent dat het beroep van Neral voor zover gericht tegen het onderdeel van het bestreden besluit waarbij verweerster heeft geweigerd haar een dwangsom toe te kennen, ongegrond is.
27 september 2013 heeft Neral een aantal schadeposten genoemd en de totale schade begroot op € 2.323.171. Naar het oordeel van het College heeft Neral hiermee tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van het bestreden besluit financieel nadeel heeft ondervonden en is het beroep voor zover gericht tegen de afwijzing van het verzoek om opheffing van de registratie van de schorsing ontvankelijk.
oftotdat de Ondernemingskamer in een eventueel te starten enquêteprocedure anders beslist. Die procedure is op 16 april 2013 aanhangig gemaakt, derhalve binnen de termijn van drie maanden na 16 januari 2013. Gelet hierop en mede in aanmerking genomen dat de Ondernemingskamer bij beschikking van 15 juli 2013 Neral als bestuurder van NLS heeft geschorst, kan deze beroepsgrond niet slagen. Het beroep van Neral tegen het hier besproken onderdeel van het bestreden besluit is daarom ongegrond.
€ 2.323.171. Het College neemt dit derhalve tot uitgangspunt bij de beoordeling van het bestreden besluit. Het College leidt uit het bestreden besluit af dat verweerster verzoek 2 mede aldus heeft opgevat dat Neral, buiten artikel 4:126 van de Wet nadeelcompensatie, heeft gevraagd om nadeelcompensatie op grondslag van het beginsel van gelijkheid voor de openbare lasten (het égalité-beginsel) en daarop mede heeft beslist. Ook dit neemt het College tot uitgangspunt bij de beoordeling van het bestreden besluit. Voor zover Neral heeft beoogd hiernaast nog op andere gronden een verzoek om schadevergoeding in te dienen, gaat het College daaraan voorbij. Hierbij is van belang dat hetgeen Neral in de door haar geproduceerde stukken heeft gesteld omtrent de door haar beweerdelijk geleden schade voor het College overigens niet inzichtelijk en begrijpelijk is en Neral geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om hieromtrent ter zitting, waar zij zich niet heeft laten vertegenwoordigen, duidelijkheid te verschaffen.
- het beroep van SGOD tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van Neral van 17 april 2013 niet-ontvankelijk is;
- het beroep van SGOD tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen het primaire besluit voor zover bij dat besluit is beslist op het verzoek om schadevergoeding van 13 augustus 2013 niet-ontvankelijk is;
- het beroep van Neral tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van
17 april 2013 niet-ontvankelijk is;
- het beroep van Neral tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen primaire besluit niet-ontvankelijk is;
het beroep van Neral tegen het bestreden besluit voor zover daarbij is geweigerd een dwangsom vast te stellen wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van
17 april 2013 gegrond is, dat dit besluit in zoverre voor vernietiging in aanmerking komt en het College de hoogte van de door verweerster aan Neral verschuldigde dwangsom zal vaststellen op € 1260,--;
- het beroep van Neral voor zover gericht tegen de overige onderdelen van het bestreden besluit ongegrond is;
Beslissing
- verklaart het beroep van SGOD tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen het primaire besluit voor zover bij dat besluit is beslist op het verzoek om schadevergoeding van 13 augustus 2013 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van Neral tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van 17 april 2013 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van Neral tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van Neral tegen het bestreden besluit voor zover daarbij is geweigerd een dwangsom vast te stellen wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van 17 april 2013 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij is geweigerd een dwangsom vast te stellen wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van 17 april 2013;
€ 1.260,- en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- verklaart het beroep van Neral voor zover gericht tegen de overige onderdelen van het bestreden besluit ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd ter zake van het verzoek van Neral verweerster op de voet van artikel 8:88 van de Awb te veroordelen tot vergoeding van schade.
- veroordeelt verweerster in de proceskosten tot een bedrag van € 496, - aan Neral te betalen;
- draagt verweerster op het betaalde griffierecht van € 318,- aan appellante te vergoeden.
mr. L.S. Frakes, in aanwezigheid van mr. A. El Markai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2016.