ECLI:NL:RBROT:2018:13

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2018
Publicatiedatum
27 december 2017
Zaaknummer
ROT 17/5527
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan procesbelang na terugverwijzing van bezwaarschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 3 augustus 2017, waarin haar bezwaar tegen een eerdere brief van 8 maart 2017 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank moest beoordelen of de eiseres procesbelang had bij een inhoudelijke behandeling van haar beroep. De rechtbank overwoog dat de brief van 8 maart 2017, waarin werd medegedeeld dat het bezwaarschrift naar de rechtbank was doorgestuurd, geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank concludeerde dat de rechten van eiseres door deze mededeling niet waren veranderd.

De rechtbank stelde vast dat het bezwaarschrift van eiseres uiteindelijk door verweerder in behandeling was genomen, wat betekende dat eiseres feitelijk had gekregen wat zij wilde. Aangezien eiseres niet had onderbouwd wat de aard en omvang van de door haar gestelde schade was, oordeelde de rechtbank dat er geen procesbelang was voor een inhoudelijke behandeling van het beroep. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, en was voortzetting van het onderzoek niet nodig. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door mr. E. Lunenberg, in aanwezigheid van griffier L. van Zuijlekom, en werd openbaar uitgesproken op 5 januari 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 17/5527
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2018 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[Naam], te [Plaats], eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de brief van 8 maart 2017 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit digitaal beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard onder de overweging dat de brief van 8 maart 2017, waarbij aan eiseres is medegedeeld dat haar bezwaarschrift wordt doorgezonden aan de rechtbank, geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Volgens verweerder zijn de rechten van eiseres door deze mededeling niet veranderd.
2. Eiseres stelt dat haar pro forma bezwaarschrift ten onrechte is doorgestuurd naar de rechtbank. De brief van 8 maart 2017 heeft haar rechten wel veranderd en is dus een (publiekrechtelijke) handeling gericht op rechtsgevolg.
3. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang bij een inhoudelijke behandeling van haar beroep heeft. Voor het antwoord op de vraag of een betrokkene voldoende procesbelang heeft, is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld de uitspraak van 26 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2805) bepalend of het resultaat dat de indiener van een beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
4. De rechtbank stelt vast dat zij, nadat verweerder het bezwaarschrift van 16 februari 2017 bij brief van 8 maart 2017 naar de rechtbank heeft doorgestuurd ter behandeling als beroepschrift, de zaak bij beslissing van 28 juni 2017 heeft terugverwezen naar verweerder. Dit betekent dat verweerder het bezwaarschrift van 16 februari 2017 alsnog in behandeling heeft genomen, wat verweerder eiseres ook heeft medegedeeld in het bestreden besluit. Nu eiseres hiermee feitelijk heeft gekregen wat zij wilde - een behandeling van haar bezwaarschrift door verweerder - en eiseres niet heeft onderbouwd of gespecificeerd wat de aard en de omvang is van de door haar gestelde schade als gevolg van de brief van 8 maart 2017, is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke behandeling van haar beroep.
4. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk, zodat voortzetting van het onderzoek niet nodig is.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van
L. van Zuijlekom, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
5 januari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.