mw. mr. L. ten Hove

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de investeringssubsidie voor glasisolatie door de minister voor Klimaat en Energie.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven verklaart het beroep ongegrond inzake de vaststelling van de subsidie COVID-19, gebaseerd op omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting voor Q4 2019.

Het College verklaart het beroep van [naam 1] B.V. gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op basis van SBI-code 90.02.

Het beroep van appellante om subsidie op basis van SBI-code werd ongegrond verklaard. De geregistreerde SBI-codes kwamen niet overeen met de vereisten van de TVL-regeling. Verweerder had geen ruimte om af te wijken van de geregistreerde codes.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven rectificeert op 14 april 2020 een eerdere uitspraak van 10 maart 2020, waarbij onjuistheden in het aantal melk- en kalfkoeien en proceskosten zijn gecorrigeerd.

Appellant, een melkveehouder, verliest zijn beroep tegen de fosfaatrechtenvaststelling. Het College oordeelt dat hij niet als starter kan worden aangemerkt en dat zijn investeringen niet navolgbaar zijn. Het beroep wordt ongegrond verklaard, maar griffierecht wordt vergoed.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat de minister de knelgevallenregeling correct heeft toegepast bij de vaststelling van het fosfaatrecht van appellante, en stelt het fosfaatrecht vast op 7.460 kg.

Het College oordeelt dat de fosfaatrechtenvaststelling van appellante niet in strijd is met het EP en dat de 5%-norm niet is behaald, waardoor het beroep ongegrond wordt verklaard.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven verklaart het beroep van een stille maatschap ongegrond, omdat zij niet als starter wordt aangemerkt en niet grondgebonden is voor fosfaatrechten.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven verklaart het beroep van appellante ongegrond, omdat zij niet voldoet aan de voorwaarden van de knelgevallenregeling voor fosfaatrechten. De beslissing om uit te breiden zonder vergunning op de peildatum wordt als niet navolgbaar beschouwd.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met het EP en dat appellante geen individuele en buitensporige last ondervindt. Beroep ongegrond, griffierecht en proceskosten worden vergoed.

Het College oordeelt dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden van de knelgevallenregeling in het fosfaatrechtenstelsel. Het beroep tegen het bestreden besluit is niet-ontvankelijk, het beroep tegen het vervangingsbesluit ongegrond.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven verklaart het beroep van een melkveehouderij ongegrond inzake fosfaatrechten, oordelend dat er geen strijd is met artikel 1 van het EP.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat de fosfaatrechtenvaststelling niet in strijd is met artikel 1 van het EP. Appellante had niet de benodigde vergunningen op de peildatum en ondervond geen buitensporige last.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat de fosfaatrechtenvaststelling niet in strijd is met artikel 1 van het EP. Appellante heeft niet aangetoond dat zij een individuele en buitensporige last ervaart. Het beroep wordt ongegrond verklaard, maar verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven verklaart het beroep van een melkveehouder ongegrond inzake de vaststelling van fosfaatrechten, zonder schending van eigendomsrechten.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat de fosfaatrechtenvaststelling niet in strijd is met artikel 1 van het EP en dat appellante geen individuele en buitensporige last ondervindt. Het beroep wordt ongegrond verklaard, maar de minister moet griffierecht en proceskosten vergoeden.

Het College verklaart het beroep van appellante ongegrond en oordeelt dat de knelgevallenregeling correct is toegepast, zonder rekening te houden met niet gerealiseerde uitbreidingen.

Het beroep van appellante tegen de fosfaatrechtenvaststelling werd ongegrond verklaard; de knelgevallenregeling werd correct toegepast en er was geen sprake van een buitensporige last.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat het beroep op de knelgevallenregeling in het fosfaatrechtenstelsel niet slaagt. De minister heeft het fosfaatrecht correct vastgesteld en er is geen sprake van een individuele en buitensporige last.

Het College oordeelt dat de fosfaatrechtenvaststelling niet in strijd is met artikel 1 van het EP. Appellante heeft geen individuele en buitensporige last ondervonden door het fosfaatrechtenstelsel.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat de fosfaatrechtenvaststelling van de appellante niet in strijd is met artikel 1 van het EP. Het beroep is gegrond, het fosfaatrecht wordt vastgesteld op 10.161 kg en de minister wordt veroordeeld in de proceskosten.

Het beroep op de knelgevallenregeling slaagt niet; bij de berekening van het fosfaatrecht wordt geen rekening gehouden met niet gerealiseerde uitbreidingen.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat de startersregeling voor fosfaatrechten niet van toepassing is op appellante, die al vóór 2014 melk produceerde. Het beroep wordt ongegrond verklaard, maar de minister wordt veroordeeld in de proceskosten.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat de fosfaatrechtenvaststelling niet in strijd is met artikel 1 van het EP. Appellant heeft niet aangetoond dat hij een buitensporige last ondervindt. Beroep ongegrond verklaard.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat de startersregeling strikt is en niet van toepassing op de voortzetting van bestaande bedrijven. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard, maar verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het beroep van een melkveehouderij ongegrond inzake fosfaatrechten, oordelend dat geen sprake is van een individuele en buitensporige last.

Het College vernietigt de fosfaatrechtenvaststelling van appellante en oordeelt dat bouwwerkzaamheden wel degelijk meetellen voor de knelgevallenregeling. Verweerder moet binnen zes weken een nieuw besluit nemen.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat de knelgevallenregeling correct is toegepast en dat het fosfaatrechtenstelsel geen buitensporige last oplevert voor appellante. Het fosfaatrecht wordt vastgesteld op 3.905 kg.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat de minister de knelgevallenregeling correct heeft toegepast en dat appellante geen recht heeft op een hogere fosfaatrecht toekenning. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven verklaart het beroep van een melkveehouderij ongegrond inzake de toepassing van de knelgevallenregeling in het fosfaatrechtenstelsel, zonder voldoende onderbouwing van bijzondere omstandigheden.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat de fosfaatrechtenvaststelling geen inbreuk maakt op artikel 1 van het EP. Het beroep tegen het bestreden besluit wordt niet-ontvankelijk verklaard, het beroep tegen het vervangingsbesluit ongegrond.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met artikel 1 van het EP. Appellante draagt geen individuele en buitensporige last. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Appellante, een melkveebedrijf, betoogt dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd is met artikel 1 van het EP. Het College oordeelt dat er geen sprake is van een individuele en buitensporige last en verklaart het beroep ongegrond.

Het College verklaart het beroep van appellante ongegrond en oordeelt dat de knelgevallenregeling correct is toegepast zonder strijd met het motiveringsbeginsel.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat de knelgevallenregeling correct is toegepast en dat de fosfaatrechtenvaststelling niet in strijd is met het eigendomsrecht.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar tegen de fosfaatrechtenbeschikking.