ECLI:NL:CBB:2020:47
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechtenvaststelling en de toepassing van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in het geschil tussen VOF [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de vaststelling van fosfaatrechten op basis van de Meststoffenwet. Appellante, een melkveehouder, had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht, dat was vastgesteld op 9.131 kg, en stelde dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EP). Appellante betoogde dat zij op de peildatum, 2 juli 2015, niet beschikte over de benodigde vergunningen voor de uitbreiding van haar veestapel, en dat dit haar een individuele en buitensporige last oplegde.
Het College overwoog dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met het EP, en dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij een buitensporige last ondervond. De minister had de achtergrond van het fosfaatrechtenstelsel uiteengezet en verweerder betwistte dat appellante een individuele en buitensporige last ondervond. Het College concludeerde dat appellante niet beschikte over de vereiste vergunningen op de peildatum en dat haar keuze voor gefaseerde groei niet kon leiden tot een schending van haar eigendomsrecht.
De uitspraak concludeerde dat het beroep ongegrond werd verklaard, maar dat het door appellante betaalde griffierecht werd vergoed en dat verweerder in de proceskosten werd veroordeeld. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Ludwig, in aanwezigheid van griffier mr. L. ten Hove, en werd openbaar uitgesproken op 28 januari 2020.