ECLI:NL:CBB:2019:690
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechtenvaststelling en de impact op individuele melkveehouders in het kader van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 december 2019 uitspraak gedaan in het geschil tussen een maatschap van melkveehouders en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van fosfaatrechten. De appellante had een uitbreiding van haar veestapel voor ogen, maar stelde dat het fosfaatrechtenstelsel haar recht op eigendom aantastte, zoals neergelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De minister had op 3 januari 2018 het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op 5.244 kg, wat leidde tot een bezwaar dat ongegrond werd verklaard. Appellante voerde aan dat de invoering van het fosfaatrechtenstelsel haar bedrijf in gevaar bracht en dat zij onomkeerbare investeringen had gedaan, maar het College oordeelde dat de vertraging in de vergunningverlening tot haar ondernemersrisico behoorde. Het College concludeerde dat er geen sprake was van een individuele en buitensporige last en dat de belangen van het fosfaatrechtenstelsel, zoals milieu- en volksgezondheidsbescherming, zwaarder wogen dan de belangen van appellante. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor melkveehouders om zich bewust te zijn van de risico's bij investeringen in een veranderende regelgeving.