ECLI:NL:CBB:2019:502
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de knelgevallenregeling in het fosfaatrechtenstelsel en de gevolgen van ziekte en overlijden voor de bedrijfsvoering van een melkveehouderij
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 15 oktober 2019, zaaknummer 18/1414, staat de toepassing van de knelgevallenregeling in het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een melkveehouderij, had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Bij het primaire besluit van 13 januari 2018 was het fosfaatrecht vastgesteld op 5.633 kg. Appellante had op 23 februari 2018 een melding van bijzondere omstandigheden gedaan, maar deze werd pas in beroep onderbouwd met de ziekte en het overlijden van een maat van de onderneming. Het College oordeelt dat deze omstandigheden niet tijdig en niet voldoende onderbouwd zijn aangevoerd, waardoor de minister deze niet kon meenemen in de beoordeling van de knelgevallenregeling.
Het College concludeert dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt. De argumenten van appellante over de gevolgen van de ziekte en het overlijden van de maat zijn niet voldoende onderbouwd, en het College wijst erop dat appellante na de invoering van het fosfaatrechtenstelsel nog fosfaatrechten heeft verworven. De uitspraak benadrukt dat de minister bij de toepassing van de knelgevallenregeling geen rekening hoeft te houden met nog niet gerealiseerde uitbreidingen van de onderneming. Het College verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt de minister wel in de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 1.024,-. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 oktober 2019.