In deze zaak heeft de maatschap Melkveebedrijf beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij het fosfaatrecht van appellante is vastgesteld op 6.826 kilogram. Appellante betoogt dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EP) en dat het stelsel voor haar een individuele en buitensporige last oplegt. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van appellante faalt. De bijzondere omstandigheden van bedrijfsverplaatsing vanwege natuurontwikkelingsplannen maken niet dat appellante een individuele en buitensporige last ondervindt. De rechtbank stelt vast dat appellante als professionele ondernemer alle risico's van de bedrijfsverplaatsing en de bijbehorende vergunningverlening had moeten afwegen. Het door appellante overgelegde rapport ter onderbouwing van haar financiële last mist voldoende bewijskracht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de minister in de proceskosten van appellante.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 3 september 2019 uitspraak gedaan in deze zaak. De uitspraak is openbaar gemaakt en de proceskosten zijn vastgesteld op € 1024,-. Het College heeft de minister opgedragen het griffierecht van € 338,- aan appellante te vergoeden.