ECLI:NL:CBB:2023:245
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling subsidie COVID-19 op basis van omzetgegevens aangifte omzetbelasting
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 1 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een onderneming en de minister van Economische Zaken en Klimaat over de vaststelling van een subsidie op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister had op 2 augustus 2021 de subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 vastgesteld op € 5.276,91, gebaseerd op de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting van het vierde kwartaal van 2019. De onderneming heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door de minister ongegrond is verklaard in een besluit van 14 juni 2022.
De onderneming betwistte de juistheid van de omzetgegevens, omdat een deel van de omzet onterecht was aangegeven bij het derde kwartaal van 2019. Het College heeft echter geoordeeld dat de minister terecht is uitgegaan van de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting voor het vierde kwartaal van 2019, zoals voorgeschreven in artikel 2.1.2 van de TVL. De onderneming heeft bevestigd geen suppletieaangifte te hebben gedaan, wat de beslissing van de minister ondersteunt.
Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de vaststelling van de subsidie door de minister in stand blijft. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechter was verhinderd te ondertekenen.