ECLI:NL:CBB:2023:245

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
22/1481
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling subsidie COVID-19 op basis van omzetgegevens aangifte omzetbelasting

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 1 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een onderneming en de minister van Economische Zaken en Klimaat over de vaststelling van een subsidie op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister had op 2 augustus 2021 de subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 vastgesteld op € 5.276,91, gebaseerd op de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting van het vierde kwartaal van 2019. De onderneming heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door de minister ongegrond is verklaard in een besluit van 14 juni 2022.

De onderneming betwistte de juistheid van de omzetgegevens, omdat een deel van de omzet onterecht was aangegeven bij het derde kwartaal van 2019. Het College heeft echter geoordeeld dat de minister terecht is uitgegaan van de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting voor het vierde kwartaal van 2019, zoals voorgeschreven in artikel 2.1.2 van de TVL. De onderneming heeft bevestigd geen suppletieaangifte te hebben gedaan, wat de beslissing van de minister ondersteunt.

Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de vaststelling van de subsidie door de minister in stand blijft. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechter was verhinderd te ondertekenen.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1481
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2023 in de zaak tussen

Fa. [naam] ( [naam] ), te [plaats] ,

(gemachtigde: S. Stehouwer),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister)

(gemachtigden: mr. M.J.H. van der Burgt en mr. M. van den Brink).

Procesverloop

Met het besluit van 2 augustus 2021 (het vaststellingsbesluit) heeft de minister de subsidie voor de periode oktober, november en december (Q4) 2020 op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) vastgesteld op € 5.276,91.
Met het besluit van 14 juni 2022 (het bestreden besluit), waartegen [naam] beroep heeft ingesteld, heeft de minister het bezwaar van [naam] ongegrond verklaard.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. In geschil is of de minister voor de bepaling van de omzet in de referentieperiode van Q4 van 2019 terecht is uitgegaan van de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting voor die periode.
2. [naam] voert aan dat de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting van Q4 van 2019 onjuist zijn, omdat een deel van de omzet van Q4 van 2019 door een administratieve fout is aangegeven bij het derde kwartaal van 2019.
3. Uit artikel 2.1.2, vijfde lid, van de TVL volgt dat de minister voor de bepaling van de omzet van ondernemingen die aangifte omzetbelasting doen, uit moet gaan van de omzetgegevens uit deze aangifte. Deze bepaling is op [naam] van toepassing. Ter zitting heeft [naam] bevestigd geen suppletieaangifte te hebben gedaan. Hieruit volgt dat de minister voor de omzet in de referentieperiode terecht is uitgegaan van de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting voor Q4 van 2019.
4. Het beroep is ongegrond en de minister hoeft de proceskosten niet te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. L. ten Hove, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2023.
De rechter is verhinderd te ondertekenen w.g. L. ten Hove