ECLI:NL:CBB:2019:381
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van het fosfaatrechtenstelsel in relatie tot artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouderij en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de toepassing van het fosfaatrechtenstelsel. Appellante, een maatschap die haar bedrijf wilde uitbreiden, stelde dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, omdat het haar een individuele en buitensporige last oplegde. Het College oordeelde dat de beroepsgrond van appellante faalde, omdat er geen sprake was van een individuele en buitensporige last. De keuze van appellante om haar uitbreidingsplannen door te zetten, ondanks de voorzienbaarheid van productiebeperkende maatregelen, werd als een ondernemersrisico beschouwd. Het College concludeerde dat het fosfaatrechtenstelsel op regelingsniveau niet in strijd was met artikel 1 van het EP en dat de door appellante overgelegde liquiditeitsbegrotingen onvoldoende bewijskracht hadden. De uitspraak eindigde met de verklaring dat het beroep ongegrond werd verklaard en dat verweerder in de proceskosten werd veroordeeld.