mw. mr. S. ter Braak

Rechtbank Oost-Brabant verleent vervangende toestemming voor geslachtsnaamwijziging van een minderjarige, ondanks verweer van de vader.

De rechtbank heeft de kinderalimentatie vastgesteld op € 84,00 per kind per maand, rekening houdend met de draagkracht van beide ouders.

De rechtbank wijst de verzoeken om machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [A] af, omdat de noodzaak onvoldoende is onderbouwd.

Rechtbank Oost-Brabant verleent toestemming voor vakantie en doop van minderjarige, maar verklaart verzoek tot wijziging achternaam niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft op 12 april 2024 de kinderalimentatie vastgesteld op € 379,50 per kind per maand en de zorgregeling voorlopig in stand gehouden, met een aanhouding van de beslissing over ouderlijk gezag tot 7 januari 2025.

De rechtbank verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige I] en [minderjarige II] tot 26 maart 2024 en verklaart de GI niet-ontvankelijk in haar verzoek om het perspectiefbesluit te toetsen.

De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming opgedragen om verder onderzoek te doen naar de verblijfplaats van de moeder van de minderjarige, die vermoedelijk in Hongarije verblijft, alvorens een voogd te benoemen.

De rechtbank wijst het verzoek tot adoptie van een meerderjarige pleegdochter af, omdat niet is voldaan aan het minderjarigheidsvereiste. De aangevoerde bijzondere omstandigheden zijn onvoldoende.

De rechtbank spreekt de echtscheiding uit en behandelt de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden, waarbij een periodiek verrekenbeding aan de orde komt. De man heeft het bewijsvermoeden weerlegd, waardoor bepaalde vermogensbestanddelen niet tot het te verrekenen vermogen behoren.

De rechtbank verlengt de termijn voor inschrijving van de akte van afstand van de gemeenschap met drie maanden, op verzoek van de vrouw en haar dochters.

De rechtbank spreekt de echtscheiding uit en stelt de alimentatie op € 2.339,00 per maand. De man verzoekt om afbouw van de alimentatie, maar dit wordt afgewezen. De wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap wordt gelast.

De rechtbank heeft op 11 juli 2022 de adoptie van meerderjarig pleegkind [X] toegewezen, ondanks de wettelijke minderjarigheidseis, vanwege bijzondere omstandigheden die de adoptie in het belang van [X] rechtvaardigen.

De kinderrechter verleent een machtiging gesloten jeugdzorg voor de minderjarige [X] voor de duur van twee maanden, gezien het tekort aan behandelruimte en de noodzaak van continuïteit in de zorg.

De rechtbank spreekt de echtscheiding uit en behandelt de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden tussen een Nederlandse man en een Spaanse vrouw, met aandacht voor internationale rechtsmacht en alimentatie.

De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming toe en belast de Stichting Jeugdbescherming Brabant met de voogdij over de minderjarige [A].

De kinderrechter verklaart zich onbevoegd in de zaak van ondertoezichtstelling van kinderen met Belgische en Nederlandse nationaliteit, o.b.v. hun gewone verblijfplaats in België.

De rechtbank oordeelt dat het huwelijk van de moeder in Eritrea niet erkend kan worden vanwege minderjarigheid, waardoor [Z] ten onrechte als vader is geregistreerd. Verzoeken tot gegrondverklaring van de ontkenning van vaderschap en wijziging van de namenreeks worden afgewezen.

Rechtbank Oost-Brabant vraagt de Hoge Raad om prejudiciële beslissing over de geldigheid van een niet-wijzigingsbeding in kinderalimentatie.

De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de man veroordeeld tot € 5.000,00 partneralimentatie per maand. De aandelen in [bedrijf K] vallen onder privé-investeringen. De appartementen moeten verkocht worden.

De rechtbank verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot echtscheiding, omdat niet kan worden vastgesteld dat er een rechtsgeldig huwelijk is gesloten volgens Afghaans recht.

De rechtbank heeft op 30 november 2016 voorlopige voorzieningen getroffen inzake de zorgregeling en alimentatie na echtscheiding, waarbij de kinderen aan de man zijn toevertrouwd en de vrouw een bijdrage van € 141,00 per maand ontvangt.

De rechtbank heeft het hoofdverblijf van de minderjarige gewijzigd naar de man en de kinderalimentatie vastgesteld op € 173,46 per maand, terwijl de partneralimentatie op € 909,00 per maand is vastgesteld.

De rechtbank Oost-Brabant heeft de man ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling met zijn minderjarige kind, maar oordeelt dat hij niet heeft aangetoond dat er een nauwe persoonlijke relatie bestaat. Een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming is gelast.

De rechtbank heeft de kinderalimentatie vastgesteld op € 101,77 per maand, met ingang van 2 mei 2016, na beoordeling van de draagkracht van beide ouders.

Rechtbank Oost-Brabant wijst verzoek om partneralimentatie af wegens korte huwelijksduur en onvoldoende onderbouwing van behoefte.

Rechtbank Oost-Brabant beslist over vervangende toestemming voor verhuizing en wijziging basisschool van [minderjarige X].

De rechtbank heeft de alimentatieverplichting van de vrouw met ingang van 1 november 2016 op nihil gesteld, na beoordeling van de gewijzigde omstandigheden en het gebrek aan bewijs van de man.

De rechtbank heeft de alimentatieverplichtingen van de man gewijzigd, met terugwerkende kracht naar 1 januari 2015, en bepaald dat de vrouw de ontvangen kinderalimentatie niet hoeft terug te betalen.

De rechtbank verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, omdat de moeder niet meewerkt aan contactregelingen met de vader, wat schadelijk is voor het kind.

De kinderrechter heeft het verzoek om machtiging tot gesloten jeugdzorg voor een minderjarige afgewezen wegens onvoldoende instemming van een gedragswetenschapper.

De rechtbank bepaalt de onderhoudsplicht van de vader voor zijn kinderen uit twee huwelijken, wijzigt de alimentatiebijdrage en stelt deze vast op € 146,18 en € 152,60 per kind per maand, met ingang van respectievelijk 3 juli 2013 en 1 januari 2014.

De rechtbank heeft de kinderalimentatie vastgesteld en de bijdrage van de man voor [minderjarige X] op € 17,45 per maand en voor [jong meerderjarige] op nihil. Proceskosten worden gecompenseerd.

De rechtbank heeft een voorlopige voorziening getroffen inzake kinderalimentatie en zorgregeling, waarbij de man € 300,42 per maand per kind moet betalen, en partneralimentatie op nihil is vastgesteld.

Echtscheidingszaak met geschil over schoolkeuze voor minderjarige. De rechtbank bepaalt dat het kind naar basisschool [school X] gaat, in het belang van het kind.

De rechtbank oordeelt dat de man niet heeft voldaan aan een natuurlijke verbintenis jegens de vrouw en gelast de verdeling van de eenvoudige gemeenschap, met een pensioenverplichting van € 57.151,00 voor de vrouw.

De rechtbank ontzet de moeder van het gezag over haar vier kinderen wegens grove verwaarlozing en onvoldoende opvoedingsvaardigheden, na ernstige incidenten met haar oudste kind.

De kinderrechter wijst het verzoek tot machtiging voor gesloten plaatsing van een minderjarige af, omdat de jeugdige al meer dan zeven maanden onvindbaar is en een gedragsdeskundige niet heeft kunnen onderzoeken.

De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 23 december 2011 de echtscheiding uitgesproken en de alimentatieverplichting van de man vastgesteld op € 2.775,00 per maand voor zeven jaar, ondanks het beroep op grievend gedrag door de man.

De rechtbank heeft het verzoek tot stiefouderadoptie afgewezen omdat niet is aangetoond dat de vader geen gezag meer heeft over het kind, zoals vereist door de wet.

De rechtbank wijzigt de voorlopige voorzieningen in een alimentatiezaak na vaststelling van onjuiste gegevens. De man moet nabetalingen doen aan de vrouw.

De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om een bijdrage in de kosten van de huishouding en opheffing van aansprakelijkheid van de man afgewezen, maar de aansprakelijkheid van beide partijen voor elkaars verbintenissen opgeheven.

De Rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 6 mei 2008 het wrakingsverzoek van Bruscom B.V. toegewezen, omdat de rechter niet onpartijdig zou zijn geweest in een civiele procedure.

De rechtbank oordeelt dat de waardering van de woning bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap moet plaatsvinden op het moment van de verdeling, niet op de datum van het vernietigde convenant.