In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 juni 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarig kind, dat onder toezicht was gesteld. Het kind, een zesjarige jongen, was uit huis geplaatst omdat de moeder weigerde mee te werken aan de contactregelingen die door de rechter waren vastgesteld tussen het kind en zijn vader. De rechtbank oordeelde dat de moeder het kind zonder terughoudendheid betrok in de strijd die zij met de vader voerde, wat een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van het kind vormde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen andere middelen meer beschikbaar waren om de strijd te beëindigen dan de plaatsing van het kind in een neutrale setting, waar de belangen van het kind centraal zouden staan.
De rechtbank heeft de procedure behandeld met gesloten deuren en heeft de vader en moeder, bijgestaan door hun advocaten, gehoord. De stichting die betrokken was bij de zorg voor het kind, heeft een verzoek ingediend voor een crisismachtiging, omdat er zorgen waren over de mogelijkheid dat de moeder het kind zou onttrekken aan het toezicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder het kind belastte met informatie voor volwassenen en dat haar gedrag schadelijk was voor het kind. De rechtbank heeft de machtiging tot plaatsing verlengd voor een periode van zes maanden, met als doel het kind tot rust te laten komen en te observeren wat hij nodig heeft in de toekomst.
De rechtbank heeft de beschikking van 10 juni 2014 bekrachtigd en benadrukt dat het in het belang van het kind is om onbelast contact met beide ouders te hebben. De rechtbank heeft de stichting verzocht om uiterlijk 4 december 2014 schriftelijk te rapporteren over de voortgang van de plaatsing. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden tot een nader te bepalen tijdstip.