Uitspraak
[naam verzoekster] ,
hierna te noemen: de moeder,
[naam verweerder] ,
hierna te noemen: de vader,
[naam minderjarige X] ,
[naam minderjarige Y] ,
In zijn adviserende rol is in de procedure betrokken:de RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, locatie Eindhoven,hierna te noemen: de raad.
- het verzoekschrift van de moeder, ter griffie ingekomen op 8 augustus 2023;
- het verweerschrift van de vader, tevens houdende een zelfstandig verzoek;
- een F9-formulier, ingediend door mr. R.T.P. Tielemans, van 17 augustus 2023;
- een F9-formulier, ingediend door mr. R.T.P. Tielemans, van 1 september 2023;
- een F9-formulier, ingediend door mr. R. van Coolwijk, van 12 januari 2024;
- een F9-formulier, ingediend door mr. R.T.P. Tielemans, van 15 januari 2024;
- een F9-formulier, ingediend door mr. R. van Coolwijk, van 19 januari 2024.
- de moeder, bijgestaan door mr. R.T.P. Tielemans;
- de vader, bijgestaan door mr. R. van Coolwijk;
- mevrouw [naam] , namens de raad;
- mevrouw [naam] in haar hoedanigheid van piketmediator.
- te bepalen dat de kinderen per datum van de in deze te wijzen beschikking bij de vader zullen verblijven om het weekend van vrijdag na school tot maandag voor school, althans een zodanige zorg- en contactregeling als de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht in het belang van de kinderen;
- te bepalen dat de vakantieregeling heeft te gelden zoals door de moeder overgelegd in productie 21, althans een zodanige vakantieregeling als de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht in het belang van de kinderen;
- te bepalen dat de vader zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met een bedrag van € 479,00 per kind per maand, te betalen aan de moeder bij vooruitbetaling, met ingang van 20 september 2020, en met een bijdrage van € 553,00 per kind per maand per datum van de in deze te wijzen beschikking, althans een bijdrage en ingangsdatum welke de rechtbank in goede justitie juist acht;
- te bepalen dat de moeder met uitsluiting van de vader wordt belast met het ouderlijk gezag over [X] en [Y] ;
- kosten rechtens.
Het is in het belang van de kinderen dat de huidige zorgregeling wordt gewijzigd, mede omdat de moeder – anders dan de vader – niet werkzaam is en de volledige zorg en aandacht aan de kinderen kan besteden. Daarnaast is er op dit moment erg veel discussie over de vakanties, hetgeen niet in het belang van de kinderen is.
de kinderen verblijven in de even weken van donderdag na school tot de volgende donderdag voor school bij de vader alsmede dat de kinderen verblijven in de oneven weken van donderdag na school tot de volgende donderdag voor school bij de moeder;
- De strijd tussen ouders wordt minder.
- Er worden nieuwe manieren gevonden om met conflicten om te gaan.
- Hierdoor voelen de kinderen zich veilig en kunnen zij zich goed ontwikkelen.
10 december 2024 of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank de eindrapportage over het verloop van het traject ‘Kinderen uit de Knel’ in te dienen.
- Welke mogelijkheden en/of belemmeringen ziet de raad voor gezamenlijk gezag over [X] en [Y] ?
- Wat acht de raad nodig om eventuele belemmeringen voor gezamenlijk gezag weg te nemen?
- Wat adviseert de raad ten aanzien van het gezag?
- In hoeverre komt een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders tegemoet aan de belangen van [X] en [Y] ?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vormgegeven te worden?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek van de raad naar voren zijn gekomen en die niet in het kader van de voorgaande vragen aan de orde zijn gesteld, zijn wel van belang om te vermelden?
De moeder stelt dat de tussen partijen overeengekomen tijdelijke onderhoudsbijdrage, vastgesteld bij vonnis in kort geding van deze rechtbank van 28 augustus 2020, door wijziging van omstandigheden niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven, doordat deze onderhoudsbijdrage is vastgesteld met een grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Deze grove miskenning van de wettelijke maatstaven is volgens de moeder daarin gelegen dat de draagkracht van de vader in wanverhouding staat tot de overeengekomen onderhoudsbijdrage van € 244,50 per kind per maand. De moeder is na het vonnis gebleken dat de vader eigenaar en bestuurder is (geworden) van verschillende ondernemingen en vermoedt dat het inkomen van de vader daardoor is gewijzigd. Daarnaast is er volgens de moeder sprake van een wijziging van omstandigheden, omdat de kinderen ouder zijn geworden, de moeder een nieuwe woning heeft betrokken, de moeder een bijstandsuitkering heeft gekregen en de vader meerdere nieuwe ondernemingen is gestart en nieuwe functies is gaan uitoefenen.
8 augustus 2023. Er is en was geen noodzaak tot wijziging van de bijdrage door de vader. De vader verzoekt ten aanzien van de ingangsdatum om de bijdrage vast te stellen vanaf de datum van de beschikking. De moeder heeft volgens de vader onvoldoende gesteld dan wel aangetoond waarom de vader eerder rekening had kunnen houden met een gewijzigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
Als er reden is voor een herbeoordeling van de draagkracht van de onderhoudsplichtige op grond van artikel 1:401, eerste lid, BW, zoals hier aan de orde, dan is het gebruikelijk dat de datum van indiening van het wijzigingsverzoek ook als ingangsdatum van de (eventuele) wijziging van de kinderalimentatie wordt genomen. Vanaf dat moment heeft de onderhoudsplichtige immers rekening kunnen houden met een mogelijke wijziging. Nog daargelaten dat de door de moeder gestelde wijziging van omstandigheden zich eerst in 2023 heeft voorgedaan is het verzoekschrift in de onderhavige procedure pas op 8 augustus 2023 bij de rechtbank ingediend. De rechtbank acht het daarom redelijk deze datum als ingangsdatum voor de mogelijk te wijzigen kinderalimentatie te hanteren. Het verzoek van de moeder om de kinderalimentatie met terugwerkende kracht vanaf 1 september 2020 te wijzigen, zal de rechtbank daarom afwijzen.
F9-formulier van 12 januari 2024 een groot aantal jaarrekeningen en prognoses overgelegd, maar hij heeft nagelaten financiële stukken over 2019 in het geding te brengen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vader het door de moeder gestelde inkomen aan zijn zijde dus onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank zal dan ook uitgaan van het door de moeder gestelde netto besteedbare gezinsinkomen van meer dan € 6.000,00 per maand. Omdat dit in de ‘Tabel eigen aandeel van ouders in de kosten van kinderen’ de hoogste inkomenscategorie is, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van het nbi van de moeder.
Geïndexeerd naar 2023 bedraagt de behoefte van [X] en [Y] afgerond
€ 50,00 per maand. Deze berekening is door de vader gemotiveerd betwist. De vader stelt dat van de moeder kan worden gevergd dat zij een inkomen genereert dat minimaal gelijk is aan het minimumloon, dat in 2023 is bepaald op € 1.995,00 bruto per maand. De vader stelt voorts dat het op de weg van de moeder ligt om recente specificaties van haar bijstandsuitkering over te leggen en aan te tonen dat zij daadwerkelijk, zoals zij stelt, is vrijgesteld van haar sollicitatieplicht.
70% [€ 2.758,00 – (0,3 x € 2.758,00 + € 1.175,00)] op afgerond € 529,00.
€ 65.000,00. Het verschil tussen de eerder genoemde € 55.000,00 en de € 65.000,00 betrof het restje uit de andere besloten vennootschappen.
70% [€ 8.434,00 – (0,3 x € 8.434,00 + € 1.175,00)] op afgerond € 3.310,00 per maand.
€ 3.310,00 / € 3.839,00 x € 1.481,00 = € 1.277,00;
Het aandeel van de moeder in de behoefte van [X] en [Y] bedraagt afgerond:
€ 529,00 / € 3.839,00 x € 1.481,00 = € 204,00.
(€ 1.277,00 - € 518,00), zijnde € 379,50 per kind per maand.
uiterlijk 10 december 2024, of zoveel eerder als mogelijk, de eindrapportage over het verloop van het traject Kinderen uit de Knel aan de rechtbank over te leggen;
uiterlijk 24 december 2024te reageren op deze eindrapportage en daarbij de gewenste voortgang van de procedure aan te geven;
bij een niet positief verlopen traject om de rechtbank binnen twee wekenna kennisneming van de afloop van het traject Kinderen uit de Knel te informeren of de raad een raadsonderzoek noodzakelijk acht, en, als dat het geval is, (ook) een raadsonderzoek te verrichten naar de volgende vragen:
- Welke mogelijkheden en/of belemmeringen ziet de raad voor gezamenlijk gezag over [X] en [Y] ?
- Wat acht de raad nodig om eventuele belemmeringen voor gezamenlijk gezag weg te nemen?
- Wat adviseert de raad ten aanzien van het gezag?
- In hoeverre komt een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders tegemoet aan de belangen van [X] en [Y] ?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vormgegeven te worden?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek van de raad naar voren zijn gekomen en die niet in het kader van de voorgaande vragen aan de orde gesteld, zijn wel van belang om te vermelden?
pro formaaan tot de mondelinge behandeling van deze rechtbank van
7 januari 2025;
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.