4.4.1.Huwelijksgerelateerde behoefte
Partijen zijn het er over eens dat ter bepaling van de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw als uitgangspunt kan worden genomen de door de vrouw overgelegde berekeningen, productie 6 bij haar verweerschrift. De man heeft enkel gesteld dat hij ten tijde van uiteengaan (in 2010) geen recht had op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, hetgeen de vrouw ter zitting heeft erkend. De rechtbank zal derhalve een nieuwe berekening maken zonder inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Uitgaande van de gegevens in de door de vrouw opgevoerde berekeningen becijfert de rechtbank het NBI van de man ten tijde van het uiteengaan op € 2.348,00 per maand.
Blijkens voornoemde berekeningen bedroeg het NBI van de vrouw ten tijde van uiteengaan € 1.417,00 per maand.
Het netto besteedbaar gezinsinkomen (NBG) bedroeg in 2010 (€ 2.348,00 + € 1.417,00 =)
€ 3.765,00 per maand.
Tussen partijen staat vast dat de kosten voor [minderjarige] in 2010 € 510,00 per maand bedroegen, zodat de rechtbank daarvan uit zal gaan.
Ter bepaling van de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw gaat de rechtbank – evenals partijen – uit van de hofnorm, waarbij de huwelijksgerelateerde behoefte wordt gesteld op 60% van het NBG ten tijde van uiteengaan verminderd met de kosten van de kinderen. Gezien het voorgaande bedroeg de netto huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw in 2010 € 1.953,00 per maand, en thans, geïndexeerd, € 2.091,64 netto per maand.
Uitgaande van de voor de vrouw geldende belastingdruk in 2016 bedraagt haar huwelijksgerelateerde behoefte thans € 3.576,00 bruto per maand.
4.4.3.D
raagkracht man
De draagkracht van de man is ter zitting besproken aan de hand van de door de man overgelegde berekening (productie 7 bij zijn verzoekschrift).
Conform hetgeen hiervoor onder punt 4.3.2. is overwogen gaat de rechtbank uit van:
- een inkomen van € 48.960,00 bruto per jaar;
- 9% vakantietoeslag;
- een pensioenpremie van € 2.257,00 per jaar;
- een aanvullende pensioenpremie van € 103,00 per jaar.
De rechtbank houdt voorts op jaarbasis rekening met een onweersproken eigenwoningforfait van € 1.373,00 en een hypotheekrente van € 10.557,00.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met de op de man van toepassing zijnde fiscale heffingskortingen, te weten de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting, alsmede met een KGB van
€ 2.614,00 bruto per jaar.
Gezien het vorenstaande bepaald de rechtbank het NBI van de man op € 3.656,00 per maand.
De man heeft de navolgende maandelijkse lasten opgevoerd:
1. hypotheekrente € 880,00
2. premie levensverzekering € 138,00
3. forfait overige eigenaarslasten € 95,00
minus de in de bijstandsnorm inbegrepen gemiddelde
basishuur - € 229,00
4. nominale premie zorgverzekering € 112,00
5. verplicht eigen risico zorgverzekering € 32,00
minus het in de bijstandsnorm inbegrepen nominale
deel premie ZVW - € 39,00
De rechtbank neemt de lasten onder 1 tot en met 4 als niet – dan wel onvoldoende – betwist in aanmerking.
Ten aanzien van het verplicht eigen risico zorgverzekering ad € 32,00 per maand is de rechtbank van oordeel dat de man deze last – na betwisting door de vrouw – niet heeft aangetoond. De rechtbank zal derhalve geen rekening houden met deze last.
De rechtbank houdt tot slot rekening met de door de man te betalen kinderalimentatie van
€ 176,25 per maand vermeerderd met de zorgoverstijgende kosten ad € 351,86 per maand.
Voor de man geldt de bijstandsnorm voor een alleenstaande van € 977,00 per maand en een draagkrachtpercentage van 60%. Op basis van voormelde uitgangspunten is de man draagkrachtig genoeg tot betaling van een partneralimentatie ad € 847,00 bruto per maand.
De rechtbank zal de hieraan ten grondslag liggende berekening (‘NBI man ten tijde van uiteengaan’, ‘bruteringsberekening netto behoefte’ en ‘draagkracht man’) aan de beschikking hechten.
Kinderalimentatie
Als de man voormelde partneralimentatie ad € 847,00 zou voldoen aan de vrouw wijzigt zijn verzamelinkomen en daarmee zijn KGB in € 3.301,00 per jaar. Dit rechtvaardigt een herberekening van de kinder- en partneralimentatie. Deze herberekening resulteert in een NBI aan de zijde van de man ad € 2.903,00 per maand.
Gelet op voornoemd NBI en de draagkrachtformule van 2016 bepaalt de rechtbank de draagkracht van de man op (70% x [€ 2.903,00 – (0,3 x € 2.903,00 + € 890,00)] =)
€ 820,47 per maand.
De draagkracht van de vrouw blijft ongewijzigd € 25,00 per maand.
Ter bepaling van ieders aandeel in de kosten van [minderjarige] zal de draagkracht van elk van partijen wederom met die van de ander worden vergeleken.
De verdeling van de kosten over beide ouders wordt berekend volgens de formule:
ieders draagkracht gedeeld door totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het deel van de man bedraagt: € 820,47 / € 845,47 x € 541,33 = € 525,32 per maand,
het deel van de vrouw bedraagt: € 25,00 / € 845,47 x € 541,33 = € 16,01 per maand.
Nu de kosten die de vrouw heeft in verband met de verzorging en opvoeding van [minderjarige] € 189,47 per maand belopen en haar aandeel hierin € 16,01 bedraagt kan de bijdrage die de man aan de vrouw verschuldigd is niet hoger zijn dan € 173,46 per maand. De rechtbank zal de hieraan ten grondslag liggende berekening (‘Gecorrigeerd NBI man t.b.v. kinderalimentatie’) aan de beschikking hechten. Daarbij merkt de rechtbank op dat de hiervoor vermelde partneralimentatie ad € 847,00 per maand in de berekening is ingevoerd als ‘lijfrente’ bij post 86 nu het door de rechtbank gebruikte rekenprogramma hiervoor geen andere mogelijkheid biedt.
Nu de man voldoende draagkracht heeft tot betaling van voormelde bijdrage ad € 173,46 per maand zal de rechtbank de kinderalimentatie op dit bedrag bepalen.
Partneralimentatie
Gelet op het feit dat de door de man te betalen partneralimentatie als hiervoor vermeld leidt tot een aangepast KGB en derhalve tot een gewijzigde kinderalimentatie beïnvloedt dit wederom de hoogte van de door de man te betalen partneralimentatie. De rechtbank zal de hieraan ten grondslag liggende berekening ‘aangepaste draagkracht man’ aan de beschikking hechten. Hieruit volgt dat de man draagkrachtig genoeg is tot het betalen aan de vrouw van een partneralimentatie ad € 909,00 per maand.