ECLI:NL:RBOBR:2023:949

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
C/01/390731 / FA RK 23-928
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging termijn voor afstand van gemeenschap ex art. 1:106 BW en inschrijving beschikking in huwelijksgoederenregister

Op 3 maart 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlenging van de termijn voor het doen van afstand van de gemeenschap van goederen. De verzoeksters, de vrouw en haar dochters, hebben verzocht om verlenging van de termijn zoals bedoeld in artikel 1:104 en 1:105 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft kennisgenomen van de verwijzingsbeschikking van de rechtbank Limburg en de relevante huwelijkse voorwaarden die zijn opgesteld bij het huwelijk van de vrouw en de man. De man is overleden, en de verzoeksters hebben belang bij een verlenging van de termijn om nader onderzoek te doen naar de schulden van de nalatenschap en zich te beraden op een eventuele afstand van de gemeenschap.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeksters voldoende onderbouwd hebben dat zij belang hebben bij de gevraagde verlenging. De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek toe te wijzen en de termijn voor inschrijving van de akte van afstand van de gemeenschap met drie maanden te verlengen. Tevens is bepaald dat de beschikking zal worden ingeschreven in het huwelijksgoederenregister ter griffie van de rechtbank Limburg. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, onder bepaalde voorwaarden en binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/390731 / FA RK 23-928
Uitspraak : 3 maart 2023
Beschikking betreffende verlenging termijn op grond van artikel 1:106 BW in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, hierna te noemen: de vrouw;
advocaat mr. P. Winkens,
en
[dochter X]
wonende te [woonplaats],
verzoekster, hierna te noemen: de dochter;
advocaat mr. P. Winkens,
en
[dochter Y]
wonende te [woonplaats],
verzoekster, hierna te noemen: de dochter;
advocaat mr. P. Winkens,
betreffende de nalatenschap van:
[naam man],
nader te noemen: de man.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de verwijzingsbeschikking van de rechtbank Limburg van 3 maart 2023.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn op [huwelijksdatum] onder het maken van huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd.
2.2.
In de huwelijkse voorwaarden van [datum 2019] zijn partijen, onder meer en voor zover hier relevant, overeengekomen dat met ingang van de dag na [datum 2019] tussen de echtgenoten een algehele gemeenschap van goederen bestaat, zoals deze gold voor 1 januari 2018, met dien verstande dat deze gemeenschap van goederen uitgebreid wordt en geacht wordt, voor zover mogelijk, alle goederen en schulden van partijen te omvatten. Van deze gemeenschap zijn uitgesloten de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst van levensverzekering indien deze overeenkomst is gesloten of later overgenomen door een echtgenoot op het leven van de andere echtgenoot.
2.3.
De man is overleden op [datum] te [plaats].

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank de termijn als bedoeld in artikel 1:104 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) c.q. artikel 1:105 BW, lopend tot [datum 2023], verlengt met drie maanden.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 1:103 juncto artikel 1:104 BW is de echtgenoot die afstand wil doen van de gemeenschap verplicht binnen drie maanden na de ontbinding van de gemeenschap, een akte van afstand te doen inschrijven in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 1:116 BW, op verbeurte van dit voorrecht. Op grond van artikel 1:105 BW zijn de vrouw en ook de dochters als erfgenamen van de man bevoegd afstand te doen.
4.2.
Op grond van de overgelegde stukken is de rechtbank van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat de vrouw en de dochters belang hebben bij een verlenging van de termijn zoals genoemd in artikel 1:104 BW en artikel 1:105 BW, zulks op artikel 1:106 BW zodat zij nader onderzoek kunnen doen naar schulden van de nalatenschap en zich kunnen beraden op een eventuele afstand. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek toewijzen zoals verzocht.
4.3.
Op grond van artikel 2 Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 zal de rechtbank de onderhavige beschikking in laten schrijven in het huwelijksgoederenregister.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verlengt de termijn voor inschrijving van de akte van afstand van de gemeenschap met drie maanden, tot [datum 2023];
5.2.
bepaalt dat de griffier deze beschikking per omgaande zal inschrijven in het huwelijksgoederenregister ter griffie van de rechtbank Limburg.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. ter Braak, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 3 maart 2023.
Conc: ERSv(OB
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.