In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de vervangende toestemming voor de verhuizing van hun minderjarige dochter [minderjarige X] en de wijziging van haar basisschool. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. F.A. van den Heuvel, verzocht om toestemming om met [minderjarige X] te verhuizen van [Gemeente A] naar [Gemeente B] en om haar basisschool te wijzigen. De vader, vertegenwoordigd door mr. S.A.R.C.W. Munsters, voerde verweer en vroeg zelfstandig om het hoofdverblijf van [minderjarige X] bij hem te bepalen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in 2015 zijn gescheiden en dat zij gezamenlijk het gezag over [minderjarige X] uitoefenen. De moeder heeft aangegeven dat zij een nieuwe woning heeft gevonden in [Gemeente B] en dat de huidige co-ouderschapsregeling niet goed verloopt. De vader betwist de noodzaak van de verhuizing en stelt dat de co-ouderschapsregeling in het belang van de kinderen is. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd dat de ouders in gesprek moeten blijven en dat een verhuizing op dit moment te vroeg zou zijn.
De rechtbank heeft besloten om de beslissingen op alle verzoeken aan te houden in afwachting van de resultaten van mediation tussen partijen. De rechtbank heeft de partijen de gelegenheid gegeven om schriftelijk te reageren op elkaars verzoeken na de mediation. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.