Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[Eisende partijen]
De Nederlandsche Bank N.V. (DNB), verweerster,
Procesverloop
Overwegingen
(…) jarenlang is opgetreden als advocaat voor DNB en met name ook in diverse betrouwbaarheidszaken, plaatsen eisende partijen vraagtekens bij de onafhankelijkheid van de voorzitter van de bezwaarcommissie die aan DNB advies heeft uitgebracht in de voorliggende zaken. DNB is niet transparant geweest over de achtergrond van de voorzitter. Verder is door DNB gecommuniceerd dat de voorzitter geen adviserende rol heeft, maar slechts als procesbewaker optreedt. Daaruit volgt dat DNB in feite geen commissie heeft met externe onafhankelijke leden die advies uitbrengen.
Uit de rechtspraak blijkt ook dat de AFM en DNB tot op heden steeds tot een negatief betrouwbaarheidsoordeel zijn gekomen in geval van duidelijke aanwijzingen van niet-integer gedrag (bijv. ECLI:NL:CBB:2014:105; ECLI:NL:CBB:2019:498 en ECLI:NL:CBB:2011:BZ7801). Anders dan in die zaken hebben eisende partijen geen boetes of andere sancties ontvangen in privé, hebben zij geen strafrechtelijke misstappen begaan en hebben zij geen informatie achtergehouden voor toezichthouders. Hun kan daarom niet worden verweten dat zij niet-integer gedrag hebben vertoond. Reeds daarom is volgens eisende partijen geen sprake van zaken die zien op de betrouwbaarheid van eisende partijen. Eisende partijen hebben in dit verband in hun repliek voorts nog aangevoerd dat inzake (…) geen antecedenten voorliggen, (…).
€ 500 per half jaar overschrijding of een gedeelte daarvan. Bij de toerekening wordt gekeken naar de mate van overschrijding per instantie (ECLI:NL:CRVB:2021:2344). Bij de aanvang van de redelijke termijn wordt in samenhangende zaken gerekend vanaf het tijdstip van indiening van het eerst aangewende rechtsmiddel (ECLI:NL:CBB:2022:187). Daarbij geldt overigens dat met betrekking tot de herzieningsbesluiten geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn door DNB of de rechtbank.
Beslissing
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen de bestreden besluiten en de herzieningsbesluiten gegrond;
- vernietigt die besluiten;
- bepaalt dat DNB binnen twaalf weken na dagtekening van deze uitspraak nieuwe besluiten op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen de dwangsombesluiten ongegrond;
- treft de voorlopige voorziening dat de primaire besluiten voor zover die zien op (…) worden geschorst tot zes weken na de te nemen nieuwe besluiten op bezwaar;
- veroordeelt DNB en de Staat tot betaling van elk € 500 aan eisende partijen;
- bepaalt dat DNB aan eisende partijen het door hen betaalde griffierecht van € 708 (€ 354 + € 354) vergoedt;
- veroordeelt DNB in de proceskosten van eisende partijen tot een bedrag van € 5.882,25 (€ 5.692,50 + € 189,75);
- veroordeelt de Staat (Minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eisende partijen tot een bedrag van € 189,75.