ECLI:NL:CBB:2017:274
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan betaaldienstverlener wegens overtredingen van de Wft en Wwft
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een bestuurlijke boete die was opgelegd aan [naam 1] B.V. door De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). De boete van € 20.000,- was opgelegd wegens overtredingen van artikel 3:10, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en artikelen 3 en 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft). DNB had vastgesteld dat appellante niet beschikte over een adequaat beleid om een integere uitoefening van haar bedrijf te waarborgen, wat leidde tot het risico van wetsovertredingen die het vertrouwen in de financiële markten konden schaden.
De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep negentien grieven aanvoerde. De grieven betroffen onder andere de duidelijkheid van de normen, de actualiteit van de handboeken van appellante, en de vraag of DNB had moeten afzien van het opleggen van een boete. Het College oordeelde dat de normen voldoende duidelijk waren en dat appellante haar handboeken niet adequaat had bijgehouden. Ook werd vastgesteld dat DNB terecht had geconcludeerd dat appellante verschillende overtredingen had begaan, waaronder het niet tijdig melden van ongebruikelijke transacties.
Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de opgelegde boete proportioneel was, gezien de ernst en duur van de overtredingen. De uitspraak benadrukt het belang van een adequaat beleid en de verantwoordelijkheid van financiële ondernemingen om integriteitsrisico's te beheersen.