Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 26 april 2022 in de zaken tussen
[naam 1] , te [plaats 1] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Procesverloop
Overwegingen
De aanleiding van de controle waren 3 e-mail berichten van de Milieudienst IJmond (…), een e-mail verstuurd op 26 september 2017, een e-mail verstuurd op 31 oktober 2017 en een e-mail verstuurd op 07 november 2017: runderen worden gehouden op en rondom het voer en tussen de troep.
Locatie (…) te [plaats 1]
Door het houden van rundvee op de voornoemde wijze werd niet voldaan aan:
Schapen, B op het overzicht:
Schapen (rammen), C op het overzicht:
Locatie (…) [plaats 2]
Naar aanleiding van de hercontrole heb ik, [naam toezichthouder NVWA], geconstateerd dat de runderen, plus minus 20 schapen en 3 geiten niet op een juiste wijze werden gehouden en dat [appellant] niet alle maatregelen zoals omschreven in het eerdere afgegeven besluit had genomen. Hierna heb ik, [naam toezichthouder NVWA], telefonisch contact opgenomen met [naam medewerker NVWA] en hem op de hoogte gebracht van de aangetroffen situatie tijdens de hercontrole. Ik heb [naam medewerker NVWA] uitgelegd dat op dit moment geen dieren in bewaring konden worden genomen omdat het ondertussen donker was geworden en dat het te gevaarlijk was om in het donker nog dieren op te laden op het erf van de veehouderij van [appellant]. Ik hoorde [naam medewerker NVWA] zeggen dat NVWA [appellant] nog een nieuwe termijn aanbood om alle maatregelen te nemen zoals deze waren opgelegd in het eerder genoemde besluit. Ik hoorde [naam medewerker NVWA] zeggen dat zij [appellant] tot 12 januari 2018 10:00 uur de tijd gaven om alle maatregelen te nemen. Na het gesprek met [naam medewerker NVWA] heb ik de beslissing van NVWA aan [naam appellant] medegedeeld. Hierna zijn wij van het erf gegaan. Omdat ik, [naam toezichthouder NVWA], gezien had dat [appellant] op 11 januari 2018 aan het einde van de middag nog niet alle maatregelen had genomen heb ik telefonisch contact gehad met [naam medewerker NVWA] en het eventueel meevoeren en opslaan van dieren besproken. NVWA heeft beslist om alvast transport te organiseren voor vrijdag 12 januari 2018.
(…)”
Op vrijdag 12 januari 2018 omstreeks 10:00 uur bevonden wij, [namen dierenarts en toezichthouder NVWA], ons op de parkeerplaats voor de kaasboerderij aan de [adres] te [plaats 1] . Ik zag dat het transport voor het eventueel afvoeren van vee klaar stond. (…)
Nadat wij de deur hadden opengemaakt zagen en telde wij 15 kalveren en een plat liggen schaap, het schaap met een zwarte stip op het oor en een blauw merk op de kont. Wij zagen dat deze kalveren werden gehouden tussen materialen met uitsteeksels en scherpe randen, dat de dieren niet de beschikking hadden over water en voer. Wij zagen dat het donker was in de voornoemde ruimte. Wij zagen dat de schuur ongeschikt was om dieren te houden. (…)
(…)”
€ 302,98
€ 1.825,00
(…)”
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit II voor zover verweerder de kosten voor de hiervoor onder 6.9 bedoelde drie vrachtwagens op appellant heeft verhaald;
- herroept het kostenbesluit;
- bepaalt dat appellant aan kosten voor de toepassing van bestuursdwang een bedrag van € 5.157,30 is verschuldigd aan verweerder en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit II;
- veroordeelt verweerder om aan appellant een vergoeding voor immateriële schade van € 3.375,- te betalen;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) om aan appellant een vergoeding voor immateriële schade van € 625,- te betalen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan appellant te vergoeden;