mw. mr. P.E.A. Chao

Hoger beroep van [naam] B.V. tegen uitspraak rechtbank Rotterdam over geheimhouding van stukken. Beperkingen op kennisneming gerechtvaardigd, maar veel informatie blijft toegankelijk.

Rechtbank Noord-Holland verklaart de beroepen van eiseres ongegrond inzake de indeling van knuffeldoekjes in de GN en de terugbetaling van douanerechten.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat eiseres de vergunde hoeveelheid goederen onder de douaneregeling heeft overschreden, waardoor de utb terecht is opgelegd. Beroep ongegrond verklaard.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het product Vitamin-C-Plus als geneesmiddel moet worden ingedeeld in GN-post 3004, ondanks dat het als voedingssupplement op de markt is gebracht. De rechtbank vernietigt de bti en de uitspraak op bezwaar.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het product 'Vitamins D&K' terecht is ingedeeld als voedingssupplement onder GN-post 2106 9092, beroep ongegrond.

Rechtbank Noord-Holland verklaart beroep ongegrond over indeling 'Ubiquinol 100' als voedingssupplement in plaats van geneesmiddel.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat verzoeken tot terugbetaling van douanerechten door eiseres ongegrond zijn, omdat de goederen niet correct zijn ingedeeld als feestartikelen of speelgoed.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te veel douanerechten heeft betaald. De indeling van de goederen onder Taric-code 3926 9097 90 wordt bevestigd.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat MDF-onderdelen niet als speelgoed kunnen worden ingedeeld, maar als decoratieartikelen onder GN-code 4420 1019. Beroepen van eiseres zijn gegrond verklaard.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 24 maart 2022 een geheimhoudingsbeslissing genomen in een hoger beroep van de gemeente Heumen tegen de ACM, waarbij de vertrouwelijkheid van bepaalde documenten is bevestigd, met uitzondering van een e-mailadres.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat de hoofdactiviteit van appellante onder SBI-code 93.11.9 valt, niet onder 68.20.4.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het beroep van appellante gegrond en vernietigt de bestreden besluiten over subsidieaanvragen voor MKB-ondernemingen, waarbij de juiste SBI-code moet worden toegepast.

Het beroep van appellante is ongegrond verklaard. De minister heeft terecht de SBI-code 78.20.2 gehanteerd voor de subsidie, omdat appellante op de peildatum niet correct was ingeschreven in het handelsregister.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven verklaart het beroep van appellante ongegrond, omdat haar hoofdactiviteit niet onder de juiste SBI-code valt voor subsidie op basis van de TVL.

Het College verklaart het beroep ongegrond, omdat de SBI-code van appellante niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel was opgenomen en er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking rechtvaardigden.

Het College verklaart het beroep van [naam 1] B.V. ongegrond, omdat de aanvraag voor tegemoetkoming op basis van de Beleidsregel COVID-19 terecht is afgewezen.

Het College verklaart het beroep ongegrond; de minister heeft de Beleidsregel consistent toegepast en er is slechts één gedupeerde onderneming.

College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart beroep van [naam 1] B.V. ongegrond en wijst verzoek om schadevergoeding af.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven verklaart het beroep van de appellante ongegrond, omdat de SBI-code op de peildatum niet overeenkwam met haar activiteiten en er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden.

Het College vernietigt het bestreden besluit en stelt het fosfaatrecht van appellant vast op 4.098 kg, erkent dat de melkproductie van 2015 niet representatief is en dat de melkproductie van 2014 moet worden toegepast.

Het College oordeelt dat geen fosfaatrecht kan worden toegekend voor jongvee dat niet voor de melkveehouderij wordt gehouden. Appellant krijgt schadevergoeding wegens termijnoverschrijding.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat de fosfaatrechten van appellante correct zijn vastgesteld en dat er geen sprake is van een individuele en buitensporige last. Het beroep is ongegrond verklaard.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat het fosfaatrechtenstelsel een 'fair balance' biedt en dat de appellant geen individuele en buitensporige last ondervond. Hij krijgt wel € 1.000,- schadevergoeding voor termijnoverschrijding.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het beroep van appellante ongegrond, oordelend dat het fosfaatrechtenstelsel geen individuele en buitensporige last oplevert, maar erkent een motiveringsgebrek in het bestreden besluit.

College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt over beroep op knelgevallenregeling Meststoffenwet. Beroep ongegrond verklaard, maar griffierecht en proceskosten vergoed.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat de last van appellante door het fosfaatrechtenstelsel niet buitensporig is en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen vervangingsbesluit II ongegrond.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat de vrijstelling van de AMvB grondgebondenheid niet in de weg staat aan de toepassing van het fosfaatrechtenstelsel. Het beroep van appellante is ongegrond.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het beroep van een melkveehouderij ongegrond inzake fosfaatrecht vaststelling, maar kent schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het beroep van appellante ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat niet voldaan is aan de voorwaarden voor de knelgevallenregeling.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven verklaart het beroep van V.O.F. Melkveebedrijf [naam 1] ongegrond, o.a. omdat geen bedrijfseconomische noodzaak voor uitbreiding is aangetoond en het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met het recht op eigendom.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat appellante niet heeft aangetoond dat de ziekte van de ondernemer een causaal verband heeft met het lagere aantal fosfaatrechten. Tevens heeft appellante recht op € 500,- schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Appellante betwistte de toepassing van de knelgevallenregeling door de minister inzake fosfaatrechten. Het College oordeelde dat de minister terecht de CRV-rundveestaat volgde en het beroep ongegrond verklaarde.