ECLI:NL:CBB:2021:867

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
20/1113
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 en de status van ondernemingen met meerdere vestigingen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 september 2021 uitspraak gedaan in het geschil tussen een appellant, die een tegemoetkoming van € 4.000,- had aangevraagd op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19, en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De appellant, eigenaar van drie cafés, stelde dat elk café als aparte onderneming moest worden aangemerkt en dat hij recht had op een tegemoetkoming voor elk café. De minister had echter vastgesteld dat er slechts één gedupeerde onderneming was, omdat de cafés als vestigingen van een eenmanszaak waren geregistreerd met een uniek KvK-nummer.

Het College heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de minister zijn beleid consistent had toegepast. De Beleidsregel bepaalt dat alleen ondernemingen met een eigen KvK-nummer in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Aangezien de cafés geen aparte KvK-nummers hadden, maar als vestigingen van de eenmanszaak van de appellant waren geregistreerd, was de minister terecht tot de conclusie gekomen dat er slechts één gedupeerde onderneming was. De appellant had niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden.

De uitspraak benadrukt het belang van de inschrijving in het handelsregister en de definitie van een gedupeerde onderneming volgens de Beleidsregel. Het College verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, wat betekent dat de minister niet verplicht was om een hogere tegemoetkoming toe te kennen dan het vastgestelde bedrag van € 4.000,- voor de enige gedupeerde onderneming.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/1113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2021 in de zaak tussen

[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , appellant

(gemachtigde: A.M. Mulder),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. C.J.M. Daniels en C. Zieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder appellant een tegemoetkoming van € 4.000,- toegekend op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel).
Bij besluit van 5 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2021. Appellant is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
Appellant heeft een aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de Beleidsregel ingediend.
In de aanvraag is aangegeven dat de aanvrager in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) staat ingeschreven met […] als uniek door de KvK toegekend nummer (KvK-nummer). Bij dit KvK-nummer was op 15 maart 2020 in het handelsregister opgenomen dat het een eenmanszaak betreft met de SBI-code 56.30 (‘Cafés’) en als bedrijfsomschrijving ‘Cafébedrijf’. In het handelsregister waren één hoofdvestiging ( [naam 2] ) en twee nevenvestigingen ( [naam 3] en [naam 4] ) vermeld.
3. Verweerder heeft de aanvraag toegewezen en een tegemoetkoming ten bedrage van
€ 4.000,- toegekend. In het bestreden besluit heeft verweerder het verzoek om een tegemoetkoming per café toe te kennen afgewezen. De tegemoetkoming bedraagt € 4.000,- per gedupeerde onderneming (artikel 2, zevende lid, van de Beleidsregel). In artikel 1 van de
Beleidsregel is bepaald dat onder een gedupeerde onderneming wordt verstaan een in Nederland gevestigde onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 (Handelsregisterwet) die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven. In artikel 9 van de Handelsregisterwet is bepaald dat van iedere onderneming in het handelsregister onder andere een door de KvK toegekend uniek nummer en de vestigingen van de onderneming worden opgenomen. Hieruit volgt dat iedere onderneming beschikt over een uniek nummer (het KvK-nummer). De vestigingen waarvoor appellant ook een tegemoetkoming wil ontvangen ( [naam 3] en [naam 4] ) hebben niet een apart KvK-nummer, maar zijn vestigingen van zijn onderneming. Dat in de notariële akte staat dat appellant per vestiging een onderneming uitoefent maakt het niet anders. Op grond van de Beleidsregel gaat verweerder uit van de inschrijving in het handelsregister. Verweerder heeft overwogen dat niet is gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden, dat hij zou moeten afwijken van de Beleidsregel.
Standpunt appellant
4. Appellant stelt zich op het standpunt dat voor ieder café een tegemoetkoming ten bedrage van € 4.000,- moet worden toegekend en dus in totaal een tegemoetkoming ten bedrage van € 12.000,-. De drie cafés zijn aparte ondernemingen en geen vestigingen. Ter onderbouwing van dit standpunt stelt appellant dat ieder café beschikt over een eigen bankrekening, een loonheffingennummer, BTW nummer, winst- en verliesrekening, balans en aangifte Inkomstenbelasting. Daarnaast verwijst appellant naar drie notariële koopaktes waarin ieder café als onderneming is aangeduid.
Standpunt verweerder
5. Verweerder kan een tegemoetkoming verstrekken aan een onderneming met een eigen KvK-nummer en niet aan vestigingen zonder een apart KvK-nummer. In dit geval betreft het één onderneming met KvK-nummer […] , zo volgt uit het handelsregister van de KvK, in de vorm van een eenmanszaak met drie vestigingen. Kenmerkend aan een eenmanszaak is dat geen sprake is van rechtspersoonlijkheid of een (van de eigenaar) afgescheiden vermogen. Alle drie de cafés vallen rechtstreeks in het (privé)vermogen van appellant. De KvK had bij het bijschrijven van de twee later aangekochte cafés dus ook geen andere mogelijkheid dan deze als vestiging bij te schrijven bij de eenmanszaak van appellant. Dit was anders geweest indien appellant voor ieder café een rechtspersoon had opgericht. Indien zou blijken dat het feitelijk gaat om drie verschillende ondernemingen, maakt dit het niet anders.
Beoordeling door het College
6. Het College heeft verschillende uitspraken gedaan over de Beleidsregel. Het College verwijst naar de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995). Daarin is onder meer opgenomen dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt in dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
7. Net als in genoemde uitspraken heeft verweerder zijn beleid in dit geval op consistente wijze toegepast. De minister verstrekt op grond van artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel op aanvraag een tegemoetkoming aan een gedupeerde onderneming. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van de Beleidsregel is, voor zover relevant, een gedupeerde onderneming een in Nederland gevestigde onderneming die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven. Op grond van artikel 9 van de Handelsregisterwet worden in het handelsregister over een onderneming onder andere een uniek KvK-nummer en de vestigingen opgenomen. Op grond van artikel 2, zevende lid, van de Beleidsregel is de hoogte van de tegemoetkoming per gedupeerde onderneming op € 4.000,- vastgesteld. Uit het overgelegde handelsregister volgt in dit geval dat [naam 3] en [naam 4] vestigingen zijn van appellant en dus niet als aparte ondernemingen met een uniek KvK-nummer in het handelsregister zijn geregistreerd. Verweerder heeft dan ook terecht geconstateerd dat sprake is van slechts één gedupeerde onderneming waaraan een tegemoetkoming moet worden toegekend. In tegenstelling tot wat appellant stelt, is niet bepalend of de hiervoor genoemde cafés feitelijk als onderneming kunnen worden aangemerkt.
8. Het College volgt verweerder in het standpunt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigen.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van
mr. P.E.A. Chao, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2021.
de voorzitter is verhinderd de de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen