In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 september 2021 uitspraak gedaan in het geschil tussen een appellant, die een tegemoetkoming van € 4.000,- had aangevraagd op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19, en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De appellant, eigenaar van drie cafés, stelde dat elk café als aparte onderneming moest worden aangemerkt en dat hij recht had op een tegemoetkoming voor elk café. De minister had echter vastgesteld dat er slechts één gedupeerde onderneming was, omdat de cafés als vestigingen van een eenmanszaak waren geregistreerd met een uniek KvK-nummer.
Het College heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de minister zijn beleid consistent had toegepast. De Beleidsregel bepaalt dat alleen ondernemingen met een eigen KvK-nummer in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Aangezien de cafés geen aparte KvK-nummers hadden, maar als vestigingen van de eenmanszaak van de appellant waren geregistreerd, was de minister terecht tot de conclusie gekomen dat er slechts één gedupeerde onderneming was. De appellant had niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden.
De uitspraak benadrukt het belang van de inschrijving in het handelsregister en de definitie van een gedupeerde onderneming volgens de Beleidsregel. Het College verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, wat betekent dat de minister niet verplicht was om een hogere tegemoetkoming toe te kennen dan het vastgestelde bedrag van € 4.000,- voor de enige gedupeerde onderneming.