In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 28 februari 2025, worden twee zaken behandeld die betrekking hebben op douanerecht en de toepassing van een preferentieel tarief. Eiseres, een B.V. die zich bezighoudt met de fabricage en groothandel in farmaceutische producten, heeft tegen de besluiten van de inspecteur van de Douane beroep ingesteld. De inspecteur had bij 15 aangiften de indeling gecorrigeerd en een verzoek van eiseres om wijziging van deze aangiften afgewezen, met als doel een preferentieel tarief te claimen. De rechtbank behandelt de zaken HAA 22/5259 en HAA 23/1391 gelijktijdig. In de eerste zaak gaat het om een uitnodiging tot betaling (utb) van € 597.410,55 die eiseres ontving voor invoerrechten en rente op achterstallen. Eiseres had in de aangiften geen EUR.1 certificaat vermeld, wat noodzakelijk is voor het claimen van een preferentieel tarief. In de tweede zaak verzocht eiseres om wijziging van 15 aangiften, maar dit verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht de utb heeft opgelegd en de verzoeken om wijziging heeft afgewezen. De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor het toepassen van het preferentieel tarief, omdat de EUR.1 certificaten niet geldig waren op het moment van het verzoek om wijziging. De beroepen worden ongegrond verklaard.