ECLI:NL:CBB:2021:870

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
21/129
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing tegemoetkoming op grond van Beleidsregel COVID-19 door College van Beroep voor het bedrijfsleven

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 september 2021 uitspraak gedaan in het beroep van [naam 1] B.V. tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. De appellante had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. Het primaire besluit van 6 juli 2020, waarin de aanvraag werd afgewezen, werd door de minister gehandhaafd in het bestreden besluit van 28 oktober 2020. De minister stelde dat de omschrijving van de werkzaamheden in het handelsregister op de peildatum bepalend was en dat de bedrijfsomschrijving niet overeenkwam met een SBI-code die in Bijlage 1 van de Beleidsregel stond. Appellante stelde dat zij als rechtsopvolger van [naam 3] B.V. moest worden aangemerkt, maar kon dit niet onderbouwen met de benodigde stukken. Het College oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak benadrukt dat de registratie in het handelsregister op de peildatum leidend is voor de beoordeling van aanvragen op basis van de Beleidsregel.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/129

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2021 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: E. de Wekker),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. C.J.M. Daniels en C. Zieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel) afgewezen.
Bij besluit van 28 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2021. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] en door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
Appellante heeft een aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de Beleidsregel ingediend.
Over de onderneming waren op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-codes 64.20 (‘Financiële holdings’) en 68.32 (‘Beheer van onroerend goed’) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving ‘Holdingactiviteiten en vastgoedbeheer’.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de omschrijving van de werkzaamheden zoals die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond bepalend is. Verder heeft verweerder overwogen dat de bedrijfsomschrijving in het handelsregister niet overeenkomt met een andere SBI-code die wél in Bijlage 1 staat. Dat appellante haar registratie na 15 maart 2020 heeft gewijzigd, maakt dat niet anders. Uit de toegestuurde stukken blijkt volgens verweerder niet dat appellante aan de KvK heeft gemeld dat de onderneming ' [naam 1] B.V.' moest worden gezien als opvolger van de uitgeschreven onderneming ' [naam 3] B.V.' inclusief de bijbehorende bedrijfsomschrijving. Tot slot is niet gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat verweerder zou moeten afwijken van de Beleidsregel.
Standpunt appellante
4. Appellante erkent dat zowel de SBI-codes als de omschrijving van haar bedrijfsactiviteiten waarmee zij op de peildatum was ingeschreven in het handelsregister niet aansluiten bij haar feitelijke activiteiten. Op 25 mei 2020 is de bedrijfsomschrijving gewijzigd naar ‘Holdingactiviteiten en vastgoedbeheer. Pret- en themaparken, overige sportaccommodaties, tennis, fitnesscentra, cafés’ en is een aantal SBI-codes toegevoegd naar aanleiding van de aangepaste bedrijfsomschrijving (93.21.1 ‘Pret- en themaparken’, 93.11.9 ‘Overige sportaccommodaties’, 93.12.4 ‘Tennis’, 93.13 ‘Fitnesscentra’ en 56.30 ‘Cafés’). De SBI-codes 93.21.1, 93.11.9, 93.12.4, 93.13 en 56.30 staan wel in Bijlage 1. Appellante stelt dat zij op 1 januari 2020 [naam 3] B.V. heeft overgenomen en haar activiteiten heeft voortgezet. Appellante heeft echter verzuimd om de bijbehorende SBI-codes tijdig op te laten nemen in het handelsregister.
5. Verder stelt appellante dat zij als gevolg van het bestreden besluit ook geen, althans voor een lager bedrag, subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) toegekend heeft gekregen. Appellante verzoekt daarom om een redelijke tegemoetkoming voor de gemiste vergoeding op grond van de TVL.
Standpunt verweerder
6. De op de peildatum geregistreerde SBI-codes zijn niet opgenomen in Bijlage 1 van de Beleidsregel en de op de peildatum geregistreerde bedrijfsomschrijving past ook niet bij een wél in Bijlage 1 opgenomen SBI-code. Ook is niet gebleken dat appellante de KvK heeft geïnformeerd dat zij als opvolger van [naam 3] B.V. moet worden aangemerkt.
7. Het verzoek om vergoeding op grond van de TVL moet worden afgewezen, omdat het een andere regeling betreft met gedeeltelijk andere voorwaarden voor de toekenning van een subsidie. Gebleken is dat dat appellante een vergoeding op grond van de TVL heeft aangevraagd voor het derde en vierde kwartaal van 2020. De aanvraag voor het derde kwartaal van 2020 is afgewezen. De aanvraag voor het vierde kwartaal van 2020 is toegewezen op basis van SBI-code 68.32. Appellante heeft tegen deze besluiten geen bezwaar gemaakt.
Beoordeling door het College
8. Voor zover appellante heeft verzocht om een vergoeding op grond van de TVL wijst het College er op dat het beroep van appellante zich enkel richt tegen het besluit van
28 oktober 2020 waarbij verweerder zijn weigering om een vergoeding op grond van de Beleidsregel heeft gehandhaafd. Tegen de weigering om aan appellante een vergoeding op grond van de TVL toe te kennen, heeft zij geen bezwaar gemaakt en ook geen beroep ingesteld zodat die weigering in deze procedure niet aan de orde is.
9. Het College heeft verschillende uitspraken gedaan over de Beleidsregel. Het College verwijst naar de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995). Daarin is onder meer geoordeeld dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt in dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
10. Net als in genoemde uitspraken heeft verweerder zijn beleid in dit geval op consistente wijze toegepast. Niet de feitelijke activiteiten, maar wat op de peildatum is geregistreerd in het handelsregister is leidend. Verweerder hoeft geen rekening te houden met wijzigingen die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum. In het geval van appellante heeft verweerder de aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel dan ook terecht afgewezen omdat de SBI-codes waaronder appellante op 15 maart 2020 was geregistreerd, niet zijn vermeld in Bijlage 1.
11. Bij toepassing van de Beleidsregel toetst verweerder ook of de bedrijfsomschrijving, zoals die op de peildatum was geregistreerd, aanknopingspunten biedt voor een daarbij passende SBI-code die wel op de lijst in Bijlage 1 is vermeld. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat daar in dit geval geen sprake van is. Ook in zoverre heeft verweerder zijn beleid consistent toegepast.
12. Het College volgt verweerder in het standpunt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigen. Appellante heeft niet met stukken onderbouwd dat zij als opvolger van [naam 3] B.V. kan worden aangemerkt en dat op basis van de SBI-codes waaronder [naam 3] B.V. voorheen was ingeschreven in het handelsregister aan appellante een tegemoetkoming moet worden toegekend.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van
mr. P.E.A. Chao, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2021.
de voorzitter is verhinderd de de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen