Overwegingen
1. Volgens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is eiseres een groothandel in speelgoed en in overige consumentenartikelen (rest, non-food). Haar bedrijfsactiviteiten bestaan uit internationale handel in non-foodartikelen in de breedste zin van het woord, zoals speelgoed, schrijfwaren, huishoudelijke-, elektrische artikelen en dergelijke.
2. [bedrijf] V.O.F. heeft op 16 januari 2018 en 14 februari 2018 als direct vertegenwoordiger van eiseres twee aangiften (met een nummer eindigend op [nummer 1] (artikel 2) en [nummer 2] (artikel 11)) tot plaatsing van de goederen onder de regeling ‘in het vrije verkeer brengen’ gedaan. De goederen zijn in de aangiften omschreven als ‘Plastic Ribbon Set Assorted, MYO SPRING DOME DECO 4ASS’ en ‘MYO SPRING DOME DECO’ en aangegeven onder goederencode 3926 4000 00.
3. Naar aanleiding van de onder 2 genoemde aangiften heeft verweerder de utb’s uitgereikt.
Geschil en standpunten van partijen
4.
Tussen partijen is in geschil of verweerder de verzoeken tot terugbetaling terecht heeft afgewezen. Meer in het bijzonder is in geschil of de goederen moeten worden ingedeeld onder Taric-code 3926 9097 90, zoals verweerder voorstaat, of onder Taric-code 4823 9085 80 zoals eiseres primair voorstaat dan wel onder Taric-code 9503 0039 90, zoals eiseres subsidiair voorstaat.
5. Eiseres stelt primair dat de goederen met toepassing van indelingsregels 2a en 3b van de algemene regels voor de interpretatie van het Geharmoniseerd Systeem (hierna: GS en hierna: de indelingsregels) moeten worden ingedeeld onder Taric-code 4823 9085 80 en verwijst naar vijf bindende tariefinlichtingen (hierna: bti’s). Eiseres stelt dat de onderhavige goederen, net als de goederen in de overgelegde bti’s decoratieve artikelen zijn, waarbij datgene dat onder de stolp van kunststof staat, het decoratieve karakter bepaalt. Het decoratiemateriaal - in casu onder andere bloemen en vlinders van papier die met metalen pennen en foam tape in elkaar worden gezet - bepaalt of de producten worden gekocht en neergezet en hieraan wordt het wezenlijk karkater ontleend.
Subsidiair stelt eiseres dat de goederen moeten worden ingedeeld onder Taric-code 9503 0039 90. Het betreft goederen die de consument naar eigen inzicht in elkaar moet zetten. Eiseres stelt dat het wezenlijk karakter wordt bepaald door het vermaak en daarom kunnen de goederen worden ingedeeld onder de post 9503 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN). Eiseres verwijst naar toelichting 11 op GN-onderverdeling 9503 0039 90 en vier bti’s.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, het toewijzen van de verzoeken om terugbetaling en indeling van de goederen onder Taric-code 4823 9085 80 dan wel onder Taric-code 9503 0039 90, veroordeling van verweerder in de (proces)kosten van de bezwaar- en beroepsprocedures en vergoeding van het griffierecht.
6. Verweerder voert aan dat de goederen met toepassing van de indelingsregels 2b en 3b moeten worden ingedeeld onder Taric-code 3926 9097 90. In dat kader voert verweerder aan - onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van
7 mei 2009, C-150/08, punt 35, ECLI:EU:C:2009:294
-dat het wezenlijk karakter van de onderhavige goederen zich ontleent aan de stolp van kunststof. De stolp van kunststof is groter, zwaarder en duurzamer dan het decoratiemateriaal. Voorts is volgens verweerder aannemelijk dat de waarde van de stolp hoger is dan de waarde van de decoratieartikelen. Ook voor wat betreft het (subjectieve) gebruik van het artikel is de stolp belangrijker dan de decoratieartikelen. Op de verpakking van het onderhavige product staat vermeld ‘decoreer je eigen stolp’. Dit geeft aan dat de essentie van het product de stolp is. De stolp kan immers ook op een andere wijze worden gedecoreerd dan met de bijgeleverde decoratieartikelen. Ten aanzien van de bti’s die eiseres ter onderbouwing van haar primaire standpunt heeft overgelegd, voert verweerder aan dat dit goederen zijn waarvan het aandeel hout, waaruit de decoratieve artikelen bestaan, in het totale product aanzienlijk en belangrijker is. Het wezenlijk karakter wordt in die gevallen ontleend aan het hout.
Verweerder voert verder aan dat de bti’s die eiseres ter onderbouwing van haar subsidiaire standpunt heeft overgelegd geen vergelijkbare goederen bevatten. De goederen in de bti’s bestaan allemaal uit losse onderdelen die in elkaar moeten worden gezet. Bij de onderhavige goederen moeten enkel de vormpjes uit het papier worden gedrukt en aan het pennetje worden geplakt. Vervolgens moet het pennetje in de kurken voet worden gedrukt. Dit kwalificeert niet als ‘bouwen’ aldus verweerder.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
8. De onderverdeling van post 3926 van de GN luidde - voor zover van belang en ten tijde van belang - als volgt:
3926 Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914;
3926 1000 00 - kantoor- en schoolbenodigdheden
3926 2000 00 - kleding en kledingtoebehoren (handschoenen(met of zonder vingers) en wanten daaronder begrepen
3926 30 - beslag voor meubelen, carrosserieën en dergelijke
3926 4000 00 - beeldjes en andere versieringsvoorwerpen
3926 90 - andere
3926 9097 - - andere
3926 9097 90 - - - andere
9. De onderverdeling van post 4823 van de GN luidde - voor zover van belang en ten tijde van belang - als volgt:
4823 Ander papier en karton, alsmede andere cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, op maat gesneden; andere werken van papierstof, van papier, van karton, van cellulosewatten of van vliezen van cellulosevezels;
4823 90 - andere
4823 9085 - - andere
4823 9085 20 - - - licht thermisch papier, met een gewicht van 65 g/m² of minder; in rollen met een breedte van 20 cm of meer, een gewicht per rol (inclusief papier) van 50 kg of meer en een diameter per rol (inclusief papier) van 40 cm of meer ("jumbo rolls"); met of zonder grondlaag op één of beide zijden; bekleed met een warmtegevoelige stof op één of beide zijden; en met of zonder toplaag
4823 9085 80 - - - ander
10. De onderverdeling van post 9503 van de GN luidde - voor zover van belang en ten tijde van belang - als volgt:
9503 Driewielers, autopeds, pedaalauto's en dergelijk speelgoed op wielen; poppenwagens; poppen; ander speelgoed; modellen op schaal en dergelijke modellen voor ontspanning, ook indien bewegend; puzzels van alle soorten
9503 00 30 - elektrische treinen, daaronder begrepen rails, signalen en ander toebehoren; zelfbouwmodellen op schaal, ook indien bewegend
- andere bouwdozen en ander constructiespeelgoed:
9503 00 35 - - van kunststof
9503 00 39 - - van andere stoffen
9503 00 3910 - - - van hout, met de hand vervaardigd
9503 00 3990 - - - andere
11. De Engelstalige toelichting van de Internationale Douaneraad op GS-post 9503 luidde - voor zover hier van belang en ten tijde van belang - als volgt:
D. Other toys
This group covers toys intended essentially for the amusement of persons (children or adults). However, toys which, on account of their design, shape or constituent material, are identifiable as intended exclusively for animals, e.g., pets, do not fall in this heading, but are classified in their own appropriate heading.
Beoordeling van het geschil
12. Op grond van het bepaalde in artikel 116, eerste lid, onder a, van het Douanewetboek van de Unie (hierna: DWU) bestaat recht op terugbetaling van invoerrechten die teveel in rekening zijn gebracht in de zin van artikel 117, eerste lid, van het DWU, indien het bedrag dat correspondeert met de aanvankelijk meegedeelde douaneschuld het verschuldigde bedrag overschrijdt. Aangezien eiseres een beroep op deze bepaling doet, rust op haar de last aannemelijk te maken dat een te hoog bedrag aan douanerechten is betaald.
13. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer Hof van Justitie 26 april 2017, C-51/16, Stryker EMEA Supply Chain Services BV, ECLI:EU:C:2017:298, punt 39 en 45). De inhoud van GS- en GN- toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie
26 november 2015, C-44/15 Duval GmbH & Co, KG., ECLI:EU:C:2015:783, punt 24).
14. Voorts kan voor de indeling onder de juiste post de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie Hof van Justitie 17 maart 2005, C-467/03, Ikegami Electronics Europe GmbH, punt 23 en 15 december 2010, C-339/09 Skoma-Lux).
15. Op basis van de stukken van het geding, het ter zitting getoonde monster en hetgeen op de zitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat de onderhavige goederen bestaan uit:
- een plastic stolp, met een diameter van 10 cm en een hoogte van 15 cm;
- een voet van kurk met een diameter van 10 cm;
- drie vellen met decoraties van onder andere bloemen en vlinders;
- drie metalen pennen waar de decoratie aan bevestigd kan worden; en
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met hetgeen zij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de goederen de door haar primair voorgestane indeling onder Taric-code 4823 9085 80, dan wel haar subsidiair voorgestane indeling onder Taric-code 9503 0039 90 rechtvaardigen. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
17. Nu de subsidiaire stelling van eiseres een indeling van de goederen betreft met toepassing van indelingsregels 1 en 6 en de primaire stelling een indeling van de goederen met toepassing van indelingsregels 1, 2a, 3b en 6, zal de rechtbank eerst de subsidiaire stelling van eiseres behandelen.
18. Uit de toelichting op post 9503 blijkt dat het bij de groep ‘ander speelgoed’ in de zin van deze post gaat om voorwerpen die hoofdzakelijk zijn bestemd voor het vermaak van personen (kinderen of volwassenen). Onder deze groep vallen onder meer bouwdozen. In de toelichting EG op postonderverdeling 9503 0039 90 is opgenomen dat de onderverdelingen 9503 0035 en 9503 0039 met uitzondering van zelfbouwmodellen op schaal, andere
bouwdozenen ander
constructiespeelgoedomvatten die het karakter van speelgoed hebben. Gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen van de goederen - te weten het ontwerp, de vormen en de materialen van de onderdelen - en het gebruik van de goederen zijn de goederen niet geschikt en bestemd om mee te spelen. De goederen bestaan uit losse onderdelen die in elkaar moeten worden gezet. In het enkel op eenvoudige wijze in elkaar zetten van de onderdelen zit geen speelelement. Niet valt in te zien dat het eindresultaat voor een ander doel dan als siervoorwerp, ter decoratie, zou kunnen worden aangewend. De goederen worden neergezet en worden niet gebruikt om er mee te spelen en zich er mee te vermaken. Het decoratieve karakter van de goederen is doorslaggevend en de goederen hebben geen amusementswaarde die uitstijgt boven hun decoratieve karakter. Gelet op het voorgaande kunnen de goederen niet worden ingedeeld onder GN-post 9503.
19. De onderhavige goederen zijn samengestelde artikelen waarvan de onderdelen afzonderlijk kunnen worden ingedeeld onder meerdere posten. De samenstelling wordt echter niet als zodanig in een van de GN-posten, noch in de tekst van de toelichtingen of bij de hoofdstukken van de GN uitdrukkelijk genoemd. De indeling van de betrokken goederen dient dan ook te gebeuren aan de hand van indelingsregel 2b in samenhang met indelingsregel 3, die verschillende indelingsmethoden bepaalt voor het geval dat een samengesteld goed vatbaar is voor indeling onder twee of meer posten. De vervolgens in aanmerking komende GN-posten hebben elk afzonderlijk slechts betrekking op een gedeelte van de onderdelen waaruit de onderhavige goederen zijn samengesteld, zodat indelingsregel 3a toepassing mist.
Voor zover eiseres stelt dat indelingsregel 2a van toepassing is, faalt deze beroepsgrond nu er geen sprake is van goederen inniet-complete, niet-afgewerkte of niet-gemonteerde staat waarvan de goederen reeds de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte product vertonen. De goederen bestaan immers uit een samengesteld pakket waarmee een stolp gemaakt kan worden.
20. De onderhavige goederen dienen dan op grond van indelingsregel 3b te worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald. Daartoe kan worden nagegaan of de goederen ook zonder het ene of het andere bestanddeel hun kenmerkende eigenschappen behouden. Volgens punt VII van de GS-toelichting op indelingsregel 3b, die de GN-toelichting aanvult, kan de factor die het wezenlijke karakter bepaalt, afhankelijk van het type product, bijvoorbeeld blijken uit de aard van de stof waaruit de producten bestaan of de artikelen waaruit zij zijn samengesteld, de omvang, de hoeveelheid, het gewicht, de waarde of de belangrijkheid van een van de samenstellende stoffen voor het gebruik van deze producten (vlg arrest van het Hof van Justitie van 3 juni 2021, BalevBio, C76/20, EU:C:2021:441, punt 62 tot en met 66 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
21. Voor de bepaling van het wezenlijk karakter moeten de verschillende objectieve kenmerken en eigenschappen in aanmerking worden genomen. De stolp bepaalt het karakter van het geheel nu de stolp van kunststof groter (omvang), zwaarder (gewicht) en belangrijker is voor het gebruik - te weten het gebruik van de goederen als siervoorwerp, ter decoratie - dan het bijgeleverde decoratiemateriaal. Zonder het decoratiemateriaal kan de stolp immers nog steeds worden gebruikt, want de stolp is van meer duurzame kwaliteit dan het decoratiemateriaal en kan ook op een andere wijze worden gedecoreerd dan met de bijgeleverde decoratieartikelen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het wezenlijk karakter van de onderhavige goederen zich ontleent aan de stolp van kunststof en niet aan het decoratiemateriaal zoals eiseres heeft betoogd.
22. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen de onderhavige goederen niet vergelijkbaar zijn met de goederen die zijn ingedeeld in de door eiseres overgelegde bti’s, want de decoratieve elementen in die bti’s bestaan uit materialen die een hogere waarde vertegenwoordigen. Reeds daarom kan het beroep van eiseres op deze bti’s niet slagen nog daargelaten dat de bti’s aan derden zijn afgegeven en grotendeels zijn verlopen.
23. Nu de door eiseres voorgestane indeling van de onderhavige goederen naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden gevolgd, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij douanerechten heeft betaald die zij niet wettelijk was verschuldigd. Het is de rechtbank voorts niet gebleken dat de in de verzoeken aangevoerde omstandigheden in aanmerking komen voor toepassing van een andere wettelijke grondslag voor terugbetaling dan door eiseres genoemd (vgl het arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1343). Ook het (nieuwe) standpunt van verweerder, te weten indeling van de goederen onder een andere Taric-code dan die is vermeld in de aangiften - met hetzelfde percentage aan douanerechten -, kan niet leiden tot terugbetaling nu het dan verschuldigde bedrag aan douanerechten niet hoger zal zijn dan het bedrag dat is betaald en behoeft dus geen verdere beoordeling. 24. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn de verzoeken om terugbetaling terecht afgewezen en dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
25. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.