ECLI:NL:CBB:2020:926
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vrijstelling van de AMvB grondgebondenheid in het kader van het fosfaatrechtenstelsel
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen V.O.F. [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante had een vrijstelling van de AMvB grondgebondenheid aangevraagd, die op 13 mei 2016 werd verleend. De vrijstelling stelde appellante in staat om haar melkveefosfaatoverschot tot en met 2020 te laten verwerken. Echter, de minister stelde het fosfaatrecht van appellante vast op 8.133 kg, waarbij een generieke korting van 8,3% werd toegepast. Appellante was van mening dat zij niet als uitbreider moest worden aangemerkt, omdat de uitbreiding van de melkveehouderij voortvloeide uit de beëindiging van de varkenstak en de noodzaak om investeringen terug te verdienen. Het College oordeelde dat de vrijstelling van de beperkingen aan de mestverwerkingsmogelijkheden niet in de weg staat aan de toepassing van artikel 72b van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet. Het College concludeerde dat appellante niet kon aantonen dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legde. De beslissing van de minister om de generieke korting toe te passen werd dan ook bevestigd, en het beroep van appellante werd ongegrond verklaard.