ECLI:NL:CBB:2021:222
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van fosfaatrechten in het kader van de Meststoffenwet en de gevolgen voor de bedrijfsvoering van een melkveehouderij
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 maart 2021, zaaknummer 19/1784, staat de beoordeling van fosfaatrechten centraal in het kader van de Meststoffenwet. Appellante, een melkveehouderij, betwistte de vaststelling van haar fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had op 5 januari 2018 het fosfaatrecht vastgesteld op basis van de dieraantallen op 2 juli 2015. Appellante stelde dat het opfokbedrijf aan de locatie [locatie 2] een apart bedrijf was en dat het primaire besluit ten onrechte aan haar was geadresseerd. Het College oordeelde echter dat de locatie aan de [locatie 2] onderdeel uitmaakte van het bedrijf van appellante, aangezien de eenmanszaak die de locatie had gekocht in 2012 was opgeheven en de activiteiten waren overgenomen door appellante. Het College concludeerde dat er geen sprake was van een individuele en buitensporige last, omdat appellante niet over alle benodigde vergunningen beschikte op de peildatum en de investeringen in het jongveebedrijf niet navolgbaar waren gezien de afschaffing van het melkquotum. De bescherming van het milieu en de volksgezondheid woog zwaarder dan de belangen van appellante. Het beroep werd ongegrond verklaard.