ECLI:NL:RBNHO:2025:2911

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
AWB - 22 _ 3556
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van het product Fibersol-2 in de Gecombineerde Nomenclatuur en de toepassing van de verlengde verjaringstermijn

In deze zaak gaat het om de indeling van het product Fibersol-2 in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) en de toepassing van de verlengde verjaringstermijn. Eiseres, een B.V., heeft een uitnodiging tot betaling ontvangen van de inspecteur van de Douane voor een bedrag van € 701.947,23, bestaande uit invoerrechten en rente. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitnodiging, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 28 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het product Fibersol-2 in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 6 september 2019 is ingedeeld onder GN-onderverdeling 1702 9050, als maltodextrine. Eiseres betoogt dat het product moet worden ingedeeld als spijsverteringsresistente maltodextrine, terwijl verweerder stelt dat het product moet worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 1702 9095. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat het product niet kan worden aangemerkt als maltodextrine, omdat het productieproces en de chemische structuur van het product niet overeenkomen met die van maltodextrine.

Daarnaast is de rechtbank ingegaan op de verlengde verjaringstermijn van artikel 103 van het Douanewetboek van de Unie (DWU) in samenhang met artikel 7:7 van de Algemene douanewet (Adw). De rechtbank heeft geoordeeld dat de verlengde verjaringstermijn van toepassing is, omdat de douaneschulden zijn ontstaan door een handeling die strafrechtelijk vervolgbaar was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.267,50.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3556

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 28 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Willems),
en

de inspecteur van de Douane, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over de indeling van het product Fibersol-2 in de gecombineerde nomenclatuur (hierna: GN ).
Verweerder heeft op 1 juni 2021 een uitnodiging tot betaling (utb) uitgereikt aan eiseres voor een bedrag van in totaal € 701.947,23, bestaande uit € 668.596,00 aan invoerrechten en € 33.351,23 aan rente op achterstallen.
Bij uitspraak op bezwaar van 13 juni 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de utb ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd. Verweerder heeft schriftelijk gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2024. Namens eiseres zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door gemachtigde en zijn kantoorgenoot mr. [naam 3] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [naam 4] , drs. [naam 5] en [naam 6] .

Overwegingen

Feiten
1. In de periode van 1 oktober 2017 tot en met 6 september 2019 zijn namens eiseres als direct vertegenwoordigde 48 aangiften voor het vrije verkeer gedaan voor een product met de naam Fibersol-2 (‘het product’). Het product is in de aangiften ingedeeld onder GN -onderverdeling 1702 9050 (als maltodextrine). Voor producten van die GN -onderverdeling was een tarief van € 20 per 100 kilogram nettogewicht aan invoerrecht verschuldigd.
2. Verweerder heeft in februari 2020 een controle na vrijgave ingesteld waarbij onder meer voornoemde aangiften zijn gecontroleerd. In het rapport van de controle, opgesteld op 19 mei 2021, concludeert verweerder dat het product moet worden ingedeeld onder GN -onderverdeling 1702 9095 (restcategorie van andere suikers). Voor producten van deze GN -onderverdeling was een tarief verschuldigd van € 0,40 per 100 kilogram nettogewicht per procentpunt sacharose, inclusief het gehalte aan andere suikers, omgerekend in sacharose, zoals opgenomen in aanvullende aantekening ( GN ) 4 op hoofdstuk 17.
3. Tot het dossier behoort een rapport van het laboratorium [entiteit] GmbH (hierna: GfL rapport) van 2 december 2020, van een onderzoek dat eiseres op het product heeft laten uitvoeren. In het rapport zijn, voor zover hier van belang, de volgende gegevens opgenomen:
“Sensorical/descriptive analysis
Brix Refractometric: 100,5 °Brix
(EU No 974/2014, 3.1.5)
Chemical-physical report
Sugar (Gfl091:2004, IC)
Glucose: 32.920 mg/kg
Fructose: 6.645 mg/kg
Sucrose: 291 mg/kg.”
4. Eiseres heeft ook een rapport ingebracht van het onderzoeksbureau Exponent, over de eigenschappen van het product. Tot het rapport behoort een ‘Process Flow Diagram’ waarin – voor zover hier van belang – de achtereenvolgende productiestappen worden weergegeven:
“- Unmodified Corn Starch
- Dextrinization
- Enzyme Treatment
- Filtration
- Spray Drying
(…)”
5. Tot het rapport van het onderzoeksbureau Exponent behoort een schema met de chemische structuur van het product met een overzicht van de glucosidische verbindingen en een toelichting:
“Glucosidic Linkage (%)
1g4
1g6
1g2
1g3
Maltodextrin
94.5
5.5
[het product]
62.5
23
3.3
11.2
Human digestive enzymes, salivary amylase and pancreatic amylase randomly hydrolyze only 1-4 linkages. [het product] is resistant to digestion and considered a dietary fiber because of the reduction in the amount of 1-4 bonds (still the primary bond), and the increase in the amount of 1-6 bonds and the additions of 1-2 and 1-3 bonds, all of which cannot be hydrolyzed by human digestive enzymes.
The indigestible portion then reaches the small intestine, where it is slightly hydrolyzed by maltase and isomaltase. However, they are only able to hydrolyze 1-4, 1-6 linkages of small molecules and are unable to hydrolyze 1-4, 1-6 linkages of large molecule materials.
For these reasons, only a very small portion of [het product] is hydrolyzed in the small intestine, while most of it remains indigestible and reaches the large intestine. (…)”
6. Ter onderbouwing van hun standpunten beroepen zowel eiseres als verweerder zich op het artikel “Preparation and characteristics of enzyme-resistant pyrodextrins from corn starch” door Janusz Kapuśniak en Jay-lin Jane [1] . In dit artikel wordt onder meer het volgende vermeld:
(…) Pyroconversion involves different chemical reactions, including hydrolysis, transglucosidation, and repolymerization (…)
Pyrodextrinization has been also recognized as a way of producing new type soluble dietary fibers called resistant maltodextrins (in US), resistant dextrins (in EU) or indigestible dextrins (in Japan). Resistant maltodextrins are short chain polymers of glucose that are hardly resistant to digestion in the human digestive system. (…)
Ohkuma et al. (1997) reported that at high temperature the α-1,4 and α-1,6 glucosidic bonds in the starch have been hydrolyzed. The newly developed hemiacetal/aldehyde groups generated from the bond breakage reacted with -OH groups of the glucose units at random positions to form α-1,2, α-1,3 and other bonds. Starch molecules with α-1,2, α-1,3 bond linkages or highly clustered bonds could not be digested by enzymes present in the digestive track, exhibited functional properties similar to those of dietary fibers.
Resistant maltodextrins are commercially available. [het product] is well-known soluble, non-digestible, starch-derived resistant maltodextrin (…) [het product] is produced from cornstarch by pyrolysis and subsequent enzymatic treatment to convert a portion of the normal α-1.4 glucosidic linkages to random 1,2-, 1,3-, and 1,4 α or β linkages (…).”
7. Op basis van de conclusies in het controlerapport heeft verweerder op 1 juni 2021 de utb aan eiseres uitgereikt. Blijkens het hiervoor onder 2 genoemde controlerapport is verweerder voor het berekenen van het verschuldigde bedrag aan invoerrechten uitgegaan van de vaststelling van het onder 3 genoemde GfL rapport en heeft de Brix-waarde vastgesteld op 100, en aan de hand van deze waarde de hoogte van de douaneschuld bepaald op € 668.596,00.
8. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de utb, en tegen de afwijzing van haar bezwaar het onderhavige beroep ingesteld. In het beroepschrift komt eiseres ook op tegen een uitspraak van verweerder op het bezwaar van eiseres tegen een afwijzing van een door haar ingediend verzoek om terugbetaling. Ter zitting heeft eiseres desgevraagd uitdrukkelijk verklaard dat de afwijzing van het verzoek om terugbetaling in de onderhavige beroepsprocedure niet in geschil is.

Geschil en standpunten van partijen

9. In geschil is of verweerder de utb terecht aan eiseres heeft uitgereikt. Meer in het bijzonder zijn de indeling van het product in de GN en de toepassing van de verlengde verjaringstermijn van artikel 7:7 van de Algemene douanewet (Adw) in geschil.
10. Eiseres betoogt primair dat het product moet worden ingedeeld onder GN -onderverdeling 1702 9050 . Eiseres voert hiertoe aan dat het product een spijsverteringsresistente maltodextrine is. Maltodextrine wordt omschreven als een polysacharide (koolhydraat) van zetmeel. Volgens de toelichting van het Geharmoniseerde Systeem ( GS ) op GS -post 1702 wordt maltodextrine op dezelfde wijze verkregen als commerciële glucose, met dien verstande dat de hydrolyse minder ver wordt doorgezet dan bij de vervaardiging van commerciële glucose. Daardoor heeft het product een lager gehalte aan reducerende suikers dan commerciële glucose. Het product voldoet aan deze omschrijving, omdat het product ontstaat uit hydrolyse van zetmeel. Het nummer van het product in het Chemical Abstracts Service (hierna: CAS-nummer) is het CAS-nummer van maltodextrine. In de wetenschappelijke literatuur wordt het product beschreven als spijsverteringsresistente maltodextrine. Een en ander blijkt ook uit het rapport van onderzoeksbureau Exponent. Het product is zowel chemisch als juridisch te beschouwen als een maltodextrine.
De refractometermethode van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014, die het laboratorium heeft gebruikt, is ongeschikt voor het vaststellen van het suikergehalte in het product. De Brix-waarde van het product is namelijk vastgesteld op 100,5. Het product bestaat echter voor meer dan 90% uit voedingsvezels en slechts voor 3,9% uit suiker. Het meetresultaat is zowel theoretisch als praktisch onmogelijk en daarom evident onjuist om te worden gebruikt op het product. De juiste methode om het suikergehalte van maltodextrines te meten is de HPLC-methode (hogedrukvloeistofchromatografie). Dit is een bevestiging dat het product een maltodextrine is. Dat het product met een laag suikergehalte een hoge Brix-waarde heeft onderstreept de onjuistheid van indeling van het product onder GN -onderverdeling 1702 9095 .
Dat het product na de hydrolyse nog een enzymatische behandeling ondergaat, betekent niet dat het niet meer als maltodextrine kan worden aangemerkt. Sterker nog, het reducerende suikergehalte (van 11%) geeft juist aan dat het nog steeds om een maltodextrine gaat.
Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder de verlengde verjaringstermijn van artikel 103, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie (DWU), gelezen in samenhang met artikel 7:7 van de Adw, ten onrechte heeft toegepast.
Meer subsidiair betoogt eiseres dat sprake is van schending van het motiveringsbeginsel en het verdedigingsbeginsel. Verweerder is in de uitspraak op bezwaar niet ingegaan op de door eiseres aangevoerde grief over de toepassing van de verlengde verjaringstermijn. Daarmee heeft verweerder in de eerste plaats het motiveringsbeginsel geschonden, maar ook het verdedigingsbeginsel. Motivering van de uitspraak op bezwaar is immers van belang voor het kunnen inschatten van de kansen in de vervolgprocedure.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de utb. Tevens verzoekt eiseres om vergoeding van proceskosten.
11. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het product in GN -onderverdeling 1702 9095 moet worden ingedeeld en dat de utb terecht is opgelegd. Het product kan niet worden ingedeeld onder GN -onderverdeling 1702 9050 , omdat het product op een andere wijze wordt geproduceerd dan commerciële glucose. Commerciële glucose wordt verkregen door afbraak van zetmeel onder inwerking van zuren, enzymen of beiden. Het product wordt weliswaar ook verkregen door het afbreken van zetmeel, maar de aldus verkregen afbraakproducten worden na die afbraak bij hoge temperatuur weer opnieuw opgebouwd.
Verweerder hanteert de definitie van maltodextrine uit Ullmann’s Encyclopedia of Industrial Chemistry:
“Maltodextrins (9050-36-6) by regulatory definition (USA) are purified, nutritive mixtures of saccharide polymers obtained by partial hydrolysis of edible starch. Most molecules in maltodextrin preparations are maltooligosaccharides of DP 2-20. Because the DE values of the products are mostly in the range 5-15, their average DPs are in the 7-20 range. Maltodextrins are produced by hydrolysis of the starch molecules within pastes using either a single amylase, several amylolytic enzymes, or an acid to achieve DE values of less than 20 (average DP > 5).”
Het product en maltodextrine hebben weliswaar dezelfde samenstelling en kunnen een vergelijkbare hoeveelheid aan reducerende suikers hebben, maar zij hebben een andere chemische structuur door wijziging van de verbindingen van individuele monomeer-eenheden van glucose, aldus nog steeds verweerder. Hierdoor komen zowel de productiewijze als de chemische structuur van het product niet overeen met die van maltodextrine. Zetmeel bestaat uit α-1,4 en α-1,6 verbindingen. Hydrolyse is het splitsen van moleculen onder toevoeging van een watermolecuul. Dit betekent dat gehydrolyseerd zetmeel ook alleen maar kan bestaan uit α-1,4 en α-1,6 verbindingen. Bij het product zijn door de ‘pyrodextrinization’ echter niet alleen de verhoudingen tussen de α-1,4 en de α-1,6 verbindingen gewijzigd, maar hebben zich ook nieuwe α-1,2 en α-1,3 verbindingen gevormd. Hierdoor kan het product niet worden aangemerkt als gehydrolyseerd zetmeel: er hebben meer behandelingen aan het zetmeel plaatsgevonden dan alleen hydrolyse.
Voor goederen van GN -onderverdeling 1702 9095 moet het sacharosegehalte worden vastgesteld met de refractometermethode, zoals beschreven in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 974/2014. Uit het door eiseres overgelegde GfL rapport blijkt dat dit laboratorium met toepassing van de refractometermethode heeft vastgesteld dat de Brix-waarde van het product 100,5 is.
Ter zitting heeft verweerder betoogd dat de toepassing van de verlengde verjaringstermijn voortvloeit uit artikel 103, tweede lid, van het DWU.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Juridisch kader

12. Aanvullende aantekening ( GN ) 4 op hoofdstuk 17 van de GN luidt als volgt:
“Voor de toepassing van de onderverdelingen 1702 20 10, 1702 60 95 en 1702 90 71 wordt het suikergehalte (sacharose, fructose, glucose en maltose, waarbij de fructose en glucose worden berekend in sacharose-equivalent) bepaald met behulp van de HPLC-methode (hogedrukvloeistofchromatografie), volgens onderstaande formule:
S + 0,95 x (F + G) + M
waarbij:
„S” het met behulp van de HPLC-methode bepaalde sacharosegehalte is,
„F” het met behulp van de HPLC-methode bepaalde fructosegehalte is,
„G” het met behulp van de HPLC-methode bepaalde glucosegehalte is,
„M” het met behulp van de HPLC-methode bepaalde maltosegehalte is.
Voor producten van de onderverdelingen 1702 60 80, 1702 90 80 en 1702 90 95 moet het sacharosegehalte, inclusief andere suikers berekend als sacharose, met behulp van de refractometermethode worden bepaald (uitgedrukt in graden Brix overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014 van de Commissie. Voor de producten van de onderverdelingen 1702 60 80 en 1702 90 80 moet de omzetting van de resultaten worden verkregen door de graden Brix met de coëfficiënt 0,95 te vermenigvuldigen.”
13. GN -post 1702 luidt– voor zover van belang – als volgt:
“1702 Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthoning, ook indien met natuurhoning vermengd; karamel
– lactose (melksuiker) en melksuikerstroop
1702 20 – ahornsuiker en ahornsuikerstroop
1702 30 – glucose en glucosestroop, in droge toestand geen of minder dan 20 gewichtspercenten fructose bevattend
(…)
1702 40 – glucose en glucosestroop, in droge toestand 20 of meer doch minder dan 50 gewichtspercenten fructose bevattend, met uitzondering van invertsuiker
(…)
1702 50 00 – chemisch zuivere fructose
1702 60 – andere fructose en fructosestroop, in droge toestand meer dan 50 gewichtspercenten fructose bevattend, met uitzondering van invertsuiker
(…)
1702 90 – andere, daaronder begrepen invertsuiker en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten
1702 90 10 – – chemisch zuivere maltose
1702 90 30 – – isoglucose
1702 90 50 – – maltodextrine en maltodextrinestroop
– – karamel
1702 90 71 – – – bevattende, in droge toestand, 50 of meer gewichtspercenten sacharose
– – – andere
1702 90 75 – – – – in poeder, ook indien geagglomereerd
1702 90 79 – – – – andere
1702 90 80 – – inulinestroop
1702 90 95 – – andere
14. De Engelstalige toelichting op GS -post 1702 luidt – voor zover van belang – als volgt:
“(…)
(3)
Glucose, which occurs naturally in fruits and honey. Together with an equal part of fructose it constitutes invert sugar.
The heading includes dextrose (chemically pure glucose) and commercial glucose.
Dextrose (C6H12O6) is a white crystalline powder. It is used in the food and pharmaceutical industries.
Commercial glucose is obtained by hydrolysing starch with acids and/or enzymes. It always contains, in addition to dextrose, a variable proportion of di, tri and other polysaccharides (maltose, maltotriose, etc.). It has a reducing sugar content, expressed as dextrose on the dry substance, of not less than 20 %. It is usually in the form of a colourless, more or less viscous liquid (glucose syrup, see Part (B)) or of lumps or cakes (glucose aggregates) or of an amorphous powder. It is used mainly in the food industry, in brewing, in tobacco fermentation and in pharmacy.
(…)
(6)
Malto-dextrins(or
dextri-maltoses), obtained by the same process as commercial glucose. They contain maltose and polysaccharides in variable proportions. However, they are less hydrolysed and therefore have a lower reducing sugar content than commercial glucose. The heading covers only such products with a reducing sugar content, expressed as dextrose on the dry substance, exceeding 10 % (but less than 20 %). Those with a reducing sugar content not exceeding 10 % fall in
heading 35.05. Maltodextrins are generally in the form of white powders, but they are also marketed in the form of a syrup (see Part (B)). They are used chiefly in the manufacture of baby food and lowcalory dietetic foods, as extenders for flavouring substances or food colouring agents, and in the pharmaceutical industry as carriers. (…)”
15. Aantekening 2 op hoofdstuk 35 van de GN luidt als volgt:
“Voor de toepassing van post 3505 wordt onder „dextrine” verstaan: afbraakproducten van zetmeel met een gehalte aan reducerende suiker, berekend op de droge stof en uitgedrukt als dextrose, van niet meer dan 10%.
Indien de desbetreffende producten een hoger gehalte aan reducerende suiker hebben, worden zij onder post 1702 ingedeeld.”

Beoordeling door de rechtbank

Juridisch kader indeling
16. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN -posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS - en de GN -toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer Hof van Justitie 26 april 2017, C-51/16, Stryker EMEA Supply Chain Services BV, ECLI:EU:C:2017:298, punt 39 en 45). De inhoud van GS - en GN - toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN -bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN -posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie 26 november 2015, C-44/15 Duval GmbH & Co, KG., ECLI:EU:C:2015:783, punt 24).
Objectieve kenmerken en eigenschappen product
17. Gelet op de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast over het product. Het product is gemaakt van zetmeel, zijnde een groot aantal glucose moleculen aan elkaar verbonden (polymeer). Het product ondergaat verschillende productiestappen zodat het aantal aan elkaar verbonden glucose moleculen afneemt én de verbindingen tussen deze glucose moleculen veranderen. Voor het geschil in beroep zijn de achtereenvolgende productiestappen ‘Dextrinazation’ en ‘Enzyme Treatment’ van belang (zie de onder 4 hiervoor opgenomen ‘Process Flow Diagram’). Bij de productiestap “Dextrinization” vindt hydrolyse (met zuur), transglucosidatie en repolymerisatie plaats. In deze productiestap worden de α-1,4 en α-1,6 verbindingen uit het zetmeel gewijzigd in die zin dat een deel van de α-1,4 verbindingen wordt afgebroken, extra α-1,6 verbindingen worden gevormd en nieuwe α- en β-1,2 en 1,3 verbindingen worden gevormd (zie het hiervoor onder 5 opgenomen schema). Het doel van de dextrinisatie is mede om deze α- en β-1,2 en 1,3 verbindingen te vormen, omdat deze verbindingen het product (deels) onverteerbaar maken, en niet kunnen worden gevormd door het enkele enzymatische hydrolyseren van zetmeel. In de daaropvolgende productiestap “Enzyme Treatment” vindt pas de hydrolysatie met enzymen plaats. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat het product een oligomeer is. Het CAS-nummer van het product is 9050-36-6. Dit is hetzelfde CAS nummer als van maltodextrine.
Indeling product
18. Aangezien het product een oligomeer (bestaande uit een beperkt aantal glucose moleculen) is, kan het niet worden ingedeeld als gewijzigd zetmeel van GN -post 3503, aangezien zetmeel een polymeer (bestaande uit een groot aantal glucose moleculen) is. Ook indeling als polymeer van (de rest) GN -post 3913 is hierom uitgesloten.
De rechtbank volgt partijen in hun standpunt dat het product niet kan worden ingedeeld als een suiker van GN -posten 1701, 1703 en 1704. Binnen GN -post 1702 (andere suikers) komt alleen onderverdeling 1702 90 in aanmerking, omdat het product niet onder een van de andere onderverdelingen van GN -post 1702, zoals glucose, kan worden ingedeeld. Dat blijkt reeds uit het aantal reducerende suikers wat vereist is voor indeling als glucose.
Binnen onderverdeling 1702 90 rijst de vraag of het product kan worden aangemerkt als een maltodextrine van GN -onderverdeling 1702 9050 . Het GS en de GN bevatten geen definitie van maltodextrine. Hoewel maltodextrines niet met name worden genoemd in de GS -onderverdelingen, bevat de GS-toelichting op GS -post 1702 wel een beschrijving van maltodextrines als een van de andere suikers van deze GS -post.
19. Bij gebrek aan een wettelijke definitie van maltodextrine acht de rechtbank de beschrijving in de GS-toelichting een nuttige aanwijzing. Volgens deze beschrijving worden maltodextrines verkregen door hetzelfde proces als commerciële glucose, maar het zetmeel wordt minder ver (enzymatisch) gehydrolyseerd dan commerciële glucose. In de GS-toelichting wordt commerciële glucose beschreven als te zijn verkregen door zetmeel te hydrolyseren met zuren en/of enzymen. Doordat bij maltodextrines het zetmeel minder ver wordt gehydrolyseerd dan commerciële glucose, bevatten maltodextrines minder reducerende suikers dan commerciële glucose.
20. De rechtbank overweegt dat het product niet op eenzelfde wijze is verkregen als commerciële glucose. Het productieproces is weliswaar begonnen met de grondstof zetmeel, maar de (enzymatische) hydrolyse heeft daarop niet plaatsgevonden. In zetmeel bevinden zich alleen α-1,4 en α-1,6 verbindingen. Bij (enzymatische) hydrolyse worden chemische verbindingen gesplitst onder toevoeging van een watermolecuul. Dit betekent dat (enzymatisch) gehydrolyseerd zetmeel alleen α-1,4 en α-1,6 verbindingen bevat. Bij de vervaardiging van het product vindt echter in de eerste plaats dextrinisatie plaats waarbij het zetmeel wordt afgebroken en weer samengevoegd. Bij deze bewerking worden de α-1,4 en α-1,6 verbindingen gewijzigd in die zin dat een deel van de α-1,4 verbindingen wordt afgebroken, extra α-1,6 verbindingen worden gevormd en nieuwe α- en β-1,2 en 1,3 verbindingen worden gevormd. De chemische structuur kan, door deze wijziging in het type verbindingen, niet langer worden aangemerkt als de structuur van zetmeel. Deze chemische structuur bevat namelijk α- en β-1,2 en 1,3, α-1,4 en α-1,6 verbindingen. Deze verbindingen komen niet, respectievelijk niet in deze verhoudingen voor in zetmeel. Pas in de daaropvolgende productiestap “Enzyme Treatment” vindt hydrolysatie met enzymen plaats. Dat betekent dat de enzymatische hydrolyse plaatsvindt op een andere chemische structuur dan zetmeel en dus niet sprake is van hetzelfde proces als bij het verkrijgen van commerciële glucose. Hierdoor heeft het product een andere chemische structuur verkregen dan de structuur van maltodextrine. Dit betekent dat het product niet voldoet aan de objectieve kenmerken en eigenschappen van maltodextrine als bedoeld in GN -onderverdeling 1702 9050 .
21. Dat het product hetzelfde CAS-nummer heeft als maltodextrine leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat indeling van maltodextrine niet plaats vindt aan de hand van het CAS-nummer en dit CAS-nummer bij GN -onderverdeling 1702 9050 , anders dan bij sommige andere GN -onderverdelingen, niet wordt genoemd als een voor de indeling relevant gegeven. Eiseres heeft verder gesteld dat het product ook een EC-nummer heeft, maar heeft niet onderbouwd wat de relevantie van een EC-nummer is voor de indeling.
22. Dat het product via de refractometermethode van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014 een – omgerekend – suikergehalte heeft van 100,5, is anders dan eiseres meent niet een bevestiging van haar standpunt dat het product niet in GN -onderverdeling 1702 9095 kan worden ingedeeld. Het product wordt immers niet ingedeeld aan de hand van de refractometermethode, de methode dient ook niet om de indeling uit te leggen, maar slechts om producten, nadat zij in GN -onderverdeling 1702 9095 zijn ingedeeld, een suikergehalte toe te kennen. In die toepassing is de refractometermethode dwingend voorgeschreven in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014.
Verlengde verjaringstermijn
23. Eiseres heeft zich zowel in bezwaar als in beroep op het standpunt gesteld dat verweerder de verlengde verjaringstermijn van artikel 7:7 van de Adw ten onrechte heeft toegepast. Verweerder heeft eerst ter zitting van de rechtbank gereageerd op dit standpunt. Nu verweerder in zijn uitspraak op bezwaar niet heeft beslist op dit – wezenlijke – standpunt van eiseres en geen rechtvaardiging heeft aangedragen voor het kennelijk terzijde schuiven van dit standpunt, berust de uitspraak op bezwaar in zoverre niet op een deugdelijke motivering in de zin van artikel 7:12, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank zal echter met toepassing van artikel 6:22 van de Awb aan deze schending voorbijgaan, nu niet aannemelijk is geworden dat eiseres in haar belangen is geschaad. Zij heeft immers in beroep haar grieven kunnen aanvoeren, hetgeen zij ook heeft gedaan. Bovendien hebben partijen ter zitting uitdrukkelijk aan de rechtbank gevraagd de zaak op dit onderdeel niet ter behandeling terug te sturen naar verweerder, maar zelf te oordelen over de door verweerder toegepaste verlengde verjaringstermijn. De rechtbank zal partijen hierin volgen.
24. De onderhavige douaneschulden zijn ontstaan in de periode van 11 oktober 2017 tot en met 6 september 2019. De mededeling ervan heeft plaatsgevonden op 1 juni 2021, en dus voor de douaneschulden die zijn ontstaan voor 2 juni 2018 buiten de termijn van drie jaar van artikel 103, eerste lid, van het DWU en binnen de termijn van vijf jaar van artikel 103, tweede lid, van het DWU. Dat betekent dat de utb voor de douaneschulden die zijn ontstaan vóór 2 juni 2018 alleen in stand kan blijven indien de verlengde verjaringstermijn van artikel 103, tweede lid, van het DWU gelezen in samenhang met artikel 7:7 van de Adw kan worden toegepast.
25. De mededeling van een douaneschuld moet op grond van artikel 103, eerste lid, van het DWU plaatsvinden binnen een termijn van drie jaren nadat de douaneschuld is ontstaan. Deze termijn wordt op grond van artikel 103, tweede lid, van het DWU, in overeenstemming met het nationale recht, verlengd tot minimaal vijf en maximaal tien jaar wanneer de douaneschuld is ontstaan ingevolge een handeling die op het tijdstip dat zij werd verricht strafrechtelijk vervolgbaar was. In artikel 7:7 van de Adw is die termijn bepaald op vijf jaar. In artikel 10:5, eerste lid, aanhef, letter a, en slot, van de Adw werd tot 1 juli 2024 bepaald dat het onjuist of onvolledig doen van een ingevolge de douanewetgeving vereiste aangifte een strafbaar feit is. Opzet of schuld vormt van deze overtreding niet een bestanddeel en is dus evenmin een toepassingsvoorwaarde voor de verlengde verjaringstermijn.
26. Dat opzet of schuld geen voorwaarde vormt voor toepassing van de verlengde verjaringstermijn is niet in strijd met het Unierecht (waaronder het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel waarop eiseres zich beroept). Het begrip ‘strafrechtelijk vervolgbare handeling’ heeft in het kader van de verlengde verjaringstermijn betrekking op handelingen die in de rechtsorde van de heffende lidstaat als strafbare feiten in de zin van het nationale strafrecht worden aangemerkt (zie Hof van Justitie, 16 juli 2009, C-124/08 en C-128/08, Snauwaert en Deschaumes, ECLI:EU:C:2009:469, punt 25). Uit het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2195, r.o. 3.8.5 volgt verder dat een strafrechtelijk vervolgbare handeling zich in dit verband reeds voordoet indien aan een delictsomschrijving is voldaan.
27. Nu vaststaat dat eiseres in de onderhavige aangiften het product heeft aangegeven onder vermelding van een onjuiste GN -onderverdeling , zijn de bestanddelen van de overtreding omschreven in artikel 10:5, eerste lid, aanhef, letter a, en slot, van de Adw aanwezig en is de verlengde verjaringstermijn van toepassing. Uit het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2195, r.o. 3.8.5 volgt dat daaraan niet afdoet dat het handelen van de betrokkene berustte op een pleitbaar standpunt. Omdat opzet of schuld niet als delictsbestanddeel wordt vermeld in artikel 10:5, eerste lid, aanhef, letter a, en slot, van de Adw, kan ook AVAS – waarvan het pleitbaar standpunt blijkens het arrest van de Hoge Raad van 13 mei 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC4991, r.o. 3.4 een verschijningsvorm moet worden genoemd – niet ertoe leiden dat niet aan de delictsomschrijving van die bepaling wordt voldaan.
28. In het hiervoor onder 23 genoemde gebrek in de uitspraak op bezwaar ziet de rechtbank wel aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres in beroep heeft moeten maken.

Conclusie en gevolgen

29. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten en griffierecht
30. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.267,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van de conclusie van repliek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1). Ook dient verweerder aan eiseres het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.267,50.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Richters, voorzitter, en mr. W.M.C. Schipper en mr. P.E.A. Chao, leden, in aanwezigheid van mr. E.P. van der Zalm, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2025.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is per post verzonden op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de douanekamer van het gerechtshof Amsterdam , Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam , waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Polish Journal of Food and Nutrition Sciences, 2007. Vol. 57, No 4(B), pp. 261-265.