ECLI:NL:CBB:2021:902

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
20/874
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing tegemoetkoming op grond van Beleidsregel COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 september 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een onderneming tegen de afwijzing van een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De appellante had eerder een melding gedaan voor een niet-aansluitende SBI-code en een ontbrekende SBI-code, maar haar verzoek werd afgewezen door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De appellante voerde aan dat de procedure in strijd was met het Handvest en het EVRM, maar het College oordeelde dat deze argumenten niet verder onderbouwd waren en dat de Beleidsregel op consistente wijze was toegepast door de verweerder. Het College concludeerde dat de SBI-code die op de peildatum geregistreerd stond niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel was opgenomen, en dat de appellante verantwoordelijk was voor een correcte registratie in het handelsregister. De uitspraak benadrukt dat wijzigingen na de peildatum niet in aanmerking worden genomen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/874

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2021 in de zaak tussen

[naam ] h.o.d.n. [naam onderneming] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. E. van Sark),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. C.J.M. Daniels en C. Zieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2020 (primair besluit I) heeft verweerder naar aanleiding van een door appellante ingediende Melding niet aansluitende SBI-code geweigerd appellante een tegemoetkoming te verstrekken op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel).
Bij besluit van 29 juni 2020 (primair besluit II) heeft verweerder naar aanleiding van een door appellante ingediende Melding ontbrekende SBI-code geweigerd appellante een tegemoetkoming te verstrekken op grond van de Beleidsregel.
Bij besluit van 17 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante tegen primair besluit I en primair besluit II ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2021. Appellante is verschenen en heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
1. Appellante heeft een Melding niet aansluitende SBI-code en een Melding ontbrekende SBI-code ingediend.
2. Over de onderneming van appellante waren op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-code [.......] (‘Organisatie- en adviesbureaus’) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving ‘Consultancy op het gebied van personele mobiliteit, ontwikkeling en re-integratie’.
3. Verweerder heeft bij primair besluit I het voorstel voor een andere SBI-code en bij primair besluit II de aanvraag om de SBI-code op te nemen in Bijlage 1 van de Beleidsregel afgewezen. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de omschrijving van de werkzaamheden zoals die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond bepalend is. Daarin heeft verweerder ook overwogen dat de SBI-code waarmee appellante op de peildatum
15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven, niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel is opgenomen. De Beleidsregel heeft niet tot doel een tegemoetkoming toe te kennen aan alle ondernemingen met omzetverlies. Verder heeft verweerder overwogen dat de bedrijfsomschrijving in het handelsregister niet overeenkomt met een andere SBI-code die wél in Bijlage 1 staat. Dat appellante haar registratie na 15 maart 2020 met terugwerkende kracht heeft gewijzigd, maakt dat niet anders. Verweerder heeft overwogen dat niet is gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden, dat hij zou moeten afwijken van de Beleidsregel.
Standpunt appellante
4. Op 15 juni 2020 is de bedrijfsomschrijving gewijzigd naar ‘Advies & implementatie betekent i.o.v. de opdrachtgever met medewerkers. Workshops feedback samenwerken, teamsessies en -ontwikkeling, mobiliteitstrainingen en re-integratie sessies voor afdelingen geven’ en is de SBI-code met terugwerkende kracht aangepast aan de bedrijfsomschrijving (85.59.2 ‘Bedrijfsopleiding en -training’). De SBI-code [.......] staat wel in Bijlage 1. De afwijzing van de aanvraag om een tegemoetkoming heeft onevenredige gevolgen voor appellante. De Beleidsregel is onnodig dan wel onredelijk stringent toegepast. Daarnaast is verweerder in andere gevallen na een wijziging van de SBI-code van de Beleidsregel afgeweken en heeft hij alsnog een tegemoetkoming toegekend.
Ter zitting heeft appellante betoogd dat het College niet bevoegd is om op haar beroep te beslissen. Voor zover het College wel bevoegd is om het beroep te behandelen, en daarmee de eerste en enige instantie is, stelt appellante dat sprake is van strijd met artikel 47 van het Handvest van de Grondenrechten van de Europese Unie (Handvest) en artikel 3 en 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat de coronamaatregelen in strijd met artikel 16 van het Handvest zijn en dat verweerder onvoldoende invulling heeft gegeven aan de motie-Moorlag (Kamerstukken II, 2019-2020, 35438, nr. 13). Verder heeft appellante gesteld dat de KvK ingevolge artikel 3 en 40 van de Handelsregisterwet 2007 (Handelsregisterwet) de verantwoordelijkheid draagt tot het vaststellen van de juiste SBI-code. Bovendien is sprake van bijzondere omstandigheden, omdat de KvK met terugwerkende kracht de SBI-code heeft gewijzigd.
Standpunt verweerder
5. De op de peildatum geregistreerde SBI-code [.......] is niet opgenomen in Bijlage 1 van de Beleidsregel en de op de peildatum geregistreerde bedrijfsomschrijving past ook niet bij een wél in Bijlage 1 opgenomen SBI-code. De SBI-code [.......] is wel in Bijlage 1 van de Beleidsregel opgenomen, maar het lag op de weg van appellante om (tijdig) te zorgen voor een bedrijfsomschrijving in het handelsregister van de KvK die volledig was en in overeenstemming met haar feitelijke werkzaamheden. Verweerder heeft verder in de door appellante aangehaalde gevallen een tegemoetkoming toegewezen, omdat de bedrijfsomschrijving past bij een wél in Bijlage 1 opgenomen SBI-code. Dat is niet geval bij appellante.
Verweerder heeft ter zitting verder aangevoerd dat appellante de verantwoordelijkheid draagt voor de juiste bedrijfsomschrijving ingevolge artikel 18 en 19 van de Handelsregisterwet.
Beoordeling door het College
6. Het College heeft verschillende uitspraken gedaan over de Beleidsregel. Het College verwijst naar de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995). Daarin is onder meer geoordeeld dat het College zich bevoegd acht te oordelen over beroepen tegen besluiten op grond van de Beleidsregel. Dat een procedure in eerste en enige aanleg in strijd zou zijn met het Handvest en het EVRM heeft appellante voor het eerst ter zitting aangevoerd en niet verder onderbouwd en leidt evenmin tot een ander oordeel. Artikel 6 van het EVRM en artikel 47 van het Handvest verplichten niet tot het openstellen van hoger beroep in zaken waarop die artikelen van toepassing zijn. Of verweerder met de Beleidsregel voldoende invulling heeft gegeven aan de motie-Moorlag is in deze procedure niet aan de orde. Zoals het College in de hiervoor vermelde uitspraken heeft geoordeeld moet de Beleidsregel worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid en kan de rechter daarom alleen toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
7. Net als in genoemde uitspraken heeft verweerder zijn beleid in dit geval op consistente wijze toegepast. Niet de feitelijke activiteiten, maar wat op de peildatum is geregistreerd in het handelsregister is leidend. Dat, zoals appellante heeft aangevoerd, de KvK verantwoordelijk is voor de toekenning van de SBI-code aan de onderneming is niet in geschil, maar niet is gesteld noch is gebleken dat de KvK op basis van de door appellante aangedragen bedrijfsomschrijving op de peildatum een onjuiste SBI-code aan de onderneming heeft toegekend zodat dit niet tot een ander oordeel kan leiden. Verweerder hoeft geen rekening te houden met wijzigingen die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum, ook niet als het gaat om wijzigingen met terugwerkende kracht. In het geval van appellante heeft verweerder de aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel dan ook terecht afgewezen omdat de SBI-code waaronder appellante op 15 maart 2020 was geregistreerd, niet is vermeld in Bijlage 1. Dat verweerder, zoals appellante eveneens heeft aangevoerd, in andere gevallen wel zou zijn afgeweken van de Beleidsregel naar aanleiding van een wijziging met terugwerkende kracht heeft zij niet onderbouwd.
8. Bij toepassing van de Beleidsregel toetst verweerder ook of de bedrijfsomschrijving, zoals die op de peildatum was geregistreerd, aanknopingspunten biedt voor een daarbij passende SBI-code die wel op de lijst in die Bijlage is vermeld. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat daar in dit geval geen sprake van is. Ook in zoverre heeft verweerder zijn beleid consistent toegepast.
9. Het College volgt verweerder in het standpunt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigen.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van
mr. P.E.A. Chao, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
28 september 2021.
de voorzitter is verhinderd de de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen