ECLI:NL:RBNHO:2023:13135

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
HAA 21/5615
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke indeling van goederen en verzoeken tot terugbetaling van douanerechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de inspecteur van de Douane, kantoor Groningen, over de indeling van goederen en de terugbetaling van douanerechten. Eiseres had drie verzoeken tot terugbetaling ingediend, die door verweerder waren afgewezen. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld in het licht van de douanewetgeving en de indelingsregels van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). Eiseres stelde dat de goederen moesten worden ingedeeld onder GN-code 9505 9000, terwijl verweerder betoogde dat de indeling onder GN-code 3907 9980 correct was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de goederen, bestaande uit een kunststof carrousel met glitters, niet voldoen aan de criteria voor indeling als feestartikel of speelgoed. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de door haar voorgestane indeling gerechtvaardigd was en dat de verzoeken om terugbetaling terecht waren afgewezen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/5615, HAA 21/5616 en HAA 23/5821
uitspraak van de meervoudige douanekamer van 27 december 2023 in de zaken tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: E. Stoker),
en

de inspecteur van de Douane, kantoor Groningen, verweerder.

Procesverloop

HAA 21/5615
Verweerder heeft naar aanleiding van de aangifte met het nummer eindigend op [nummer 1] aan eiseres een uitnodiging tot betaling met dagtekening 19 december 2017 (hierna: utb 1) uitgereikt van € 12.525,443, zijnde een bedrag van € 2.820,55 aan douanerechten op industrieproducten en € 9.704,88 aan omzetbelasting.
Op 23 oktober 2020 heeft eiseres een verzoek ingediend tot terugbetaling van een bedrag van € 1.648,93 aan douanerechten.
Bij beschikking van 24 februari 2021 heeft verweerder het verzoek om terugbetaling afgewezen.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 14 september 2021 met kenmerk [kenmerk 1] het bezwaar ongegrond verklaard.
HAA 21/5616
Verweerder heeft naar aanleiding van de aangifte met het nummer eindigend op [kenmerk 1] aan eiseres een uitnodiging tot betaling met dagtekening 12 maart 2018 (hierna: utb 2) uitgereikt van € 13.897,70, zijnde een bedrag van € 3.129,57 aan douanerechten op industrieproducten en € 10.768,13 aan omzetbelasting.
Op 11 maart 2021 heeft eiseres een verzoek ingediend tot terugbetaling van een bedrag van € 1.829,58 aan douanerechten.
Bij beschikking van 6 mei 2021 heeft verweerder het verzoek om terugbetaling afgewezen.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 14 september 2021 met kenmerk [kenmerk 2] het bezwaar ongegrond verklaard.
HAA 23/5821
Verweerder heeft naar aanleiding van de aangifte met het nummer eindigend op [nummer 2] aan eiseres een uitnodiging tot betaling met dagtekening 24 oktober 2017 (hierna: utb 3) uitgereikt van € 12.239,89, zijnde een bedrag van € 2.756,25 aan douanerechten op industrieproducten en € 9.483,64 aan omzetbelasting.
Op 23 oktober 2020 heeft eiseres een verzoek tot terugbetaling ingediend van een bedrag van € 1.611,31 aan douanerechten.
Bij beschikking van 27 januari 2021 heeft verweerder het verzoek om terugbetaling afgewezen.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 14 september 2021 met kenmerk [kenmerk 3] het bezwaar ongegrond verklaard.
Alle zaken
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen voornoemde uitspraken op bezwaar
Verweerder heeft in de zaken HAA 21/5615 en HAA 21/5616 één verweerschrift ingediend. Voorts heeft verweerder in de zaak HAA 23/5821 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 18 september 2023 heeft eiseres een nader stuk voor alle zaken overgelegd. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2023 te Haarlem. De rechtbank heeft de onderhavige zaken gelijktijdig behandeld met de beroepen met de zaaknummers HAA 21/5613, HAA 21/5614, HAA 21/6739 en HAA 21/6740.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde voornoemd. Namens verweerder zijn verschenen mr. [naam 1], mr. [naam 2] en [naam 3] (controlemedewerker).
In de laatstgenoemde zaken is bij uitspraken van heden separaat uitspraak gedaan.

Overwegingen

Feiten
1. Volgens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is eiseres een groothandel in speelgoed en in overige consumentenartikelen (rest, non-food). Haar bedrijfsactiviteiten bestaan uit internationale handel in non-foodartikelen in de breedste zin van het woord, zoals speelgoed, schrijfwaren, huishoudelijke-, elektrische artikelen en dergelijke.
2. [bedrijf 1] V.O.F heeft op 19 december 2017 (HAA 21/5615), 12 maart 2018 (HAA 21/5616) en 24 oktober 2017 (HAA 23/5821) als direct vertegenwoordiger van eiseres drie aangiften (eindigend op [nummer 1] , [kenmerk 1] en [nummer 2] ) tot plaatsing van de goederen onder de regeling ‘in het vrije verkeer brengen’ gedaan. De goederen zijn in de aangiften omschreven als ‘glitter powder’ en aangegeven onder goederencode 3926 9097 90.
3. Naar aanleiding van de onder 2 genoemde aangiften heeft verweerder de utb’s uitgereikt.
4.1.
Tot de stukken van het geding behoren drie invoices/facturen met de nummers [factuurnummer 1] , [factuurnummer 2] en [factuurnummer 3] . Deze factuurnummers zijn vermeld in de onder 2 genoemde aangiften. Op de facturen zijn de goederen omschreven als ‘glitter powder’. Als ‘Model & Number’ is vermeld: art. [#] , glitter caroussel 96pcs (8x12pcs).
4.2.
Voorts behoren tot de stukken van het geding in de zaken HAA 21/5615 en HAA 21/5616 twee packing lists/paklijsten die verwijzen naar voorgaande facturen. De goederen zijn omschreven als ‘glitter powder’ en als ‘Model & Number’ is vermeld: art. [#] , glitter caroussel 96pcs (8x12pcs).

Geschil en standpunten van partijen5.In geschil is of verweerder de verzoeken tot terugbetaling terecht heeft afgewezen.

Meer in het bijzonder is in geschil of de goederen moeten worden ingedeeld onder code 3907 9980 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN), zoals verweerder voorstaat, of onder GN-code 9505 9000 zoals eiseres primair voorstaat dan wel onder Taric-code 9503 0095 90 zoals eiseres subsidiair voorstaat.
6. Eiseres stelt primair dat de goederen moeten worden ingedeeld onder GN-code 9505 9000. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat zij haar standpunt baseert op de Verordening (EG) nr. 1165/95 van de Europese Commissie (hierna: Commissie) van 23 mei 1995, punt 7 (hierna: Verordening (EG) nr. 1165/95). Deze verordening moet naar analogie op de onderhavige goederen worden toegepast. In dat kader stelt eiseres dat de goederen sinds 2017 worden geleverd aan de [bedrijf 2] en daar artikelnummer [#] hebben. De goederen worden geleverd in een kleinhandelsverpakking en worden aan de consument aangeboden als knutsel- dan wel feestartikelen.
Subsidiair stelt eiseres dat de goederen moeten worden ingedeeld onder Taric-code 9503 0095 90 als speelgoed nu er sprake is van een knutselwerk dat als zodanig in de winkels wordt aangeboden.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, het toewijzen van de verzoeken om terugbetaling en indeling van de goederen onder GN-code 9505 9000 dan wel onder Taric-code 9503 0095 90, veroordeling van verweerder in de (proces)kosten van de bezwaar- en beroepsprocedures en vergoeding van het griffierecht.
7. Verweerder voert aan dat de goederen met indelingsregels 1 en 6 van de algemene regels voor de interpretatie van het Geharmoniseerd Systeem (hierna: GS en hierna: de indelingsregels) moeten worden ingedeeld onder GN-code 3907 9980. In dat kader voert verweerder aan dat er sprake is van een kunststof carrousel met ruwe glitterpoeder in zes verschillende kleuren, welke bedoeld is voor knutselprojecten en niet - zoals eiseres stelt - voor decoratieve doeleinden. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst verweerder naar in Duitsland afgegeven ’bindende tariefinlichtingen (hierna: bti’s) met de referenties DEBT138066/19-1, DEBT152539/19-1, DEBTI 24005/20-01 en DEBTI 24005/20-03. Uit de bti’s met de referenties DEBTI 24005/20-01 en DEBTI 24005/20-03 blijkt dat voor de indeling in de GN onderscheid moet worden gemaakt tussen glitterpoeder en kunststoffolie in de vorm van hartjes of sterretjes waarbij het glitterpoeder moet worden ingedeeld onder GN-code 3907 9980.
Verweerder voert tevens aan dat Verordening (EG) nr. 1165/95 niet naar analogie kan worden toegepast aangezien de onderhavige goederen worden gebruikt voor een ander doel en niet identiek zijn aan de goederen waarop deze verordening van toepassing is.
Voorts voert verweerder aan dat als de goederen moeten worden aangemerkt als speelgoed, moet worden gekeken naar de meest specifieke post en dat is de post van de stof waaruit de goederen bestaan en niet de post waaronder speelgoed moet worden ingedeeld.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
8. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Juridisch kader
9. De onderverdeling van post 9505 van de GN luidde - voor zover hier van belang en ten tijde van belang - als volgt:
9505 Feestartikelen, carnavalsartikelen en andere ontspanningsartikelen, benodigdheden voor het goochelen en fop- en schertsartikelen daaronder begrepen
9505 10 - kerstfeestartikelen
9505 10 10 - - van glas
9505 10 90 - - van andere stoffen
9505 90 00 - andere
10. De onderverdeling van post 9503 van de GN luidde - voor zover hier van belang en ten tijde van belang - als volgt:
9503 Driewielers, autopeds, pedaalauto's en dergelijk speelgoed op wielen; poppenwagens; poppen; ander speelgoed; modellen op schaal en dergelijke modellen voor ontspanning, ook indien bewegend; puzzels van alle soorten
9503 00 30 - elektrische treinen, daaronder begrepen rails, signalen en ander toebehoren; zelfbouwmodellen op schaal, ook indien bewegend
- andere bouwdozen en ander constructiespeelgoed:
- ander
9503 00 81 - - speelgoedwapens
9503 00 85 - - miniatuurmodellen, vervaardigd door vormgieten van metaal
- - ander
9503 00 95 - - - van kunststof
9503 00 95 90 - - - - andere
11. De onderverdeling van post 3907 van de GN luidde - voor zover hier van belang en ten tijde van belang - als volgt:
3907 Polyacetalen, andere polyethers en epoxyharsen, in primaire vormen; polycarbonaten, alkydharsen, polyallylesters en andere polyesters, in primaire vormen
- andere polyesters
3907 99 - - andere
3907 99 80 - - - andere
12. De onderverdeling van post 3926 van de GN luidde - voor zover hier van belang en ten tijde van belang - als volgt:
3926 Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij de posten 39.01 tot en met 39.14 :
3926 90 - andere
3926 9097 - - andere
3926 9097 90 - - - andere
13. De Engelstalige toelichting van de Internationale Douaneraad (hierna: IDR) op GS-post 9503 luidde - voor zover hier van belang en ten tijde van belang - als volgt:
D. Other toys
This group covers toys intended essentially for the amusement of persons (children or adults). However, toys which, on account of their design, shape or constituent material, are identifiable as intended exclusively for animals, e.g., pets, do not fall in this heading, but are classified in their own appropriate heading.
Beoordeling van het geschil
14. Op grond van het bepaalde in artikel 116, eerste lid, onder a, van het Douanewetboek van de Unie (hierna: DWU) bestaat recht op terugbetaling van invoerrechten die teveel in rekening zijn gebracht in de zin van artikel 117, eerste lid, van het DWU, indien het bedrag dat correspondeert met de aanvankelijk meegedeelde douaneschuld het verschuldigde bedrag overschrijdt. Aangezien eiseres een beroep op deze bepaling doet, rust op haar de last aannemelijk te maken dat een te hoog bedrag aan douanerechten is betaald.
15. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer Hof van Justitie 26 april 2017, C-51/16, Stryker EMEA Supply Chain Services BV, ECLI:EU:C:2017:298, punt 39 en 45). De inhoud van GS- en GN- toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie
26 november 2015, C-44/15 Duval GmbH & Co, KG., ECLI:EU:C:2015:783, punt 24).
16. Voorts kan voor de indeling onder de juiste post de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie Hof van Justitie 17 maart 2005, C-467/03, Ikegami Electronics Europe GmbH, ECLI:EU:C:2005:182, punt 23 en 15 december 2010, C-339/09,Skoma-Lux, ECLI:EU:C:2010:781).
17. Op basis van de stukken van het geding, de ter zitting getoonde monsters en hetgeen op de zitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat de onderhavige goederen bestaan uit een kunststof carrousel met zes vakjes met daarin glitters in verschillende kleuren. Tussen partijen is - zoals ter zitting is gesteld door beide partijen - niet meer in geschil dat de glitters een grootte hebben die kleiner is dan een speldenknop en de onderhavige aangiften geen glitters bevatten in de vorm van sterretjes.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met hetgeen zij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de door haar voorgestane indeling onder GN-code 9505 9000 gerechtvaardigd is. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
19. Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie volgt dat een indelingsverordening een algemene strekking heeft, daar zij niet voor één bepaalde marktdeelnemer geldt, maar van toepassing is op alle producten die identiek zijn aan het product dat door het Comité douanewetboek is onderzocht. Voorts is een indelingsverordening weliswaar niet rechtstreeks toepasselijk op producten die niet identiek zijn aan, maar vergelijkbaar zijn met het product waarop die verordening betrekking heeft, maar is zij wel naar analogie toepasselijk op dergelijke producten. Dienaangaande volstaat het dat de in te delen producten en de in die verordening bedoelde producten voldoende soortgelijk zijn (arrest van 13 september 2018, Vision Research Europe, C-372/17, EU:C:2018:708, punt 44).
20. In de Verordening (EG) nr. 1165/95 heeft de Commissie de goederen omschreven als:
‘Sterretjes en hartjes in verschillende kleuren (rood, groen, zilver) alsmede veelkleurige korreltjes ter grootte van een speldeknop, van kunststoffolie, die als decoratie worden gebruikt, bij voorbeeld voor een feesttafel bij verschillende gelegenheden (carnaval, kinderfeest, adventsfeest, enz.) het decoratieve effect wordt bereikt door deze produkten uit te strooien.’
21. De Commissie heeft de goederen ingedeeld in onder GN-code 9505 9000. De indeling is vastgesteld op basis van de indelingsregels 1 en 6 en de tekst van de GN-codes 9505 en 9505 9000.
22. Ter onderbouwing van haar standpunt dat de goederen moeten worden ingedeeld als feestartikel stelt eiseres dat Verordening (EG) nr. 1165/95, punt 7, naar analogie op de onderhavige producten moet worden toegepast. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen de onderhavige goederen niet identiek zijn aan de goederen die zijn ingedeeld in de Verordening (EG) nr. 1165/95. Ook is er geen sprake van voldoende gelijkende producten. Uit de bewoordingen van de omschrijving van de goederen in voornoemde verordening volgt dat de verschijningsvorm van belang is voor de indeling van die goederen in de GN onder GN-code 9505 9000. De (objectieve kenmerken van de) goederen die zijn ingedeeld in de Verordening (EG) nr. 1165/95 zijn sterretjes en hartjes in verschillende kleuren alsmede veelkleurige korreltjes ter grootte van een speldenknop terwijl de onderhavige goederen glitters zijn die een grootte hebben die kleiner is dan een speldenknop. Gelet op voorgaande kan reeds daarom de Verordening (EG) nr. 1165/95 niet naar analogie worden toegepast.
23. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar subsidiaire standpunt dat de goederen moeten worden ingedeeld onder Taric-code 9503 0095 90 als speelgoed. Uit de toelichting op post 9503 blijkt dat het bij de groep ‘ander speelgoed’ onder deze post gaat om voorwerpen die hoofdzakelijk zijn bestemd voor het vermaak van personen (kinderen of volwassenen). Gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen - te weten het ontwerp, de vorm en het materiaal - en het gebruik van de goederen als versierende toevoeging worden de goederen niet gebruikt om er mee te spelen en zich er mee te vermaken. Het eindproduct heeft niet het voorkomen en vertoont niet de kenmerken van speelgoed. Eiseres heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat de goederen als ander speelgoed onder Taric-code 9503 0095 90 moeten worden ingedeeld.
24. Nu de door eiseres voorgestane indeling van de onderhavige goederen naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden gevolgd, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij douanerechten heeft betaald die zij niet was verschuldigd. Het is de rechtbank voorts niet gebleken dat de in de verzoeken aangevoerde omstandigheden in aanmerking komen voor toepassing van een andere wettelijke grondslag voor terugbetaling dan door eiseres genoemd (vgl het arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1343).
Ook het (nieuwe) standpunt van verweerder, te weten indeling van de goederen onder een andere Taric-code dan die is vermeld in de aangiften - met hetzelfde percentage aan douanerechten -, kan niet leiden tot terugbetaling nu het dan verschuldigde bedrag aan douanerechten niet hoger zal zijn dan het bedrag dat is betaald en behoeft dus geen verdere beoordeling.
25. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn de verzoeken om terugbetaling terecht afgewezen en dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
26. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kleij, voorzitter, en mr.drs. C.M. van Wechem en mr. P.E.A. Chao, leden, in aanwezigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de belastingkamer van het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.