mw. mr. C.D.V. Efstratiades

Het College verklaart het beroep gegrond, vernietigt de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar en draagt de minister op opnieuw te beslissen op het bezwaar.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het beroep ongegrond. De minister heeft de subsidie voor TVL Q4 2020 terecht ingetrokken wegens onvoldoende gegevens over de omzet.

Het College verklaart de bezwaren van de ondernemer tegen de afwijzing van TVL-subsidies niet-ontvankelijk, omdat deze te laat zijn ingediend. De ondernemer is verantwoordelijk voor tijdige indiening, ongeacht het handelen van zijn boekhouder.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de beroepen van een ondernemer tegen de afwijzing van subsidieaanvragen op grond van de TVL ongegrond verklaard, omdat de aanvragen buiten de aanvraagperiodes waren ingediend.

De aanvragen voor subsidie op grond van de TVL zijn afgewezen omdat ze buiten de aanvraagperioden zijn ingediend. De minister handhaafde de afwijzing, het College verklaarde de beroepen ongegrond.

Het College verklaart het beroep ongegrond; de minister heeft bij de subsidie berekening terecht geen rekening gehouden met de samenstellingsverklaring van de accountant.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de TVL voor Q2 2021 bevestigd, omdat de onderneming niet voldeed aan de vereisten.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart de beroepen van een onderneming tegen de afwijzing van subsidieaanvragen COVID-19 ongegrond, omdat de aanvragen te laat zijn ingediend.

Het College oordeelt dat de minister ten onrechte de subsidie voor een MKB-onderneming introk, omdat de onderneming voldeed aan het vestigingsvereiste.

Het College verklaart het beroep ongegrond wegens niet-tijdige indiening van de subsidieaanvraag TVL Q1 2022. De verantwoordelijkheid lag bij de onderneming.

Het College verklaart het beroep ongegrond; de minister heeft de referentieomzet correct berekend en de subsidie op € 0,- vastgesteld wegens onvoldoende omzetverlies.

Het College verklaart het beroep van [naam] V.O.F. tegen de vaststelling van de TVL-subsidie voor Q3 2021 ongegrond, omdat de minister terecht de omzet uit de aangifte omzetbelasting heeft gebruikt voor de berekening van het omzetverlies.

Het College verklaart de beroepen van de onderneming tegen de subsidie vaststelling door de minister ongegrond. De minister heeft terecht de omzet uit aangiften omzetbelasting gebruikt voor de berekening van het omzetverlies.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 15 februari 2024 een geheimhoudingsbeslissing genomen in een zaak tussen [naam] B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij bepaalde vertrouwelijke informatie niet toegankelijk is voor het bedrijf.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, oordelend dat de besmetverklaring naar verwachting in bezwaar stand zal houden.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de termijn voor afvoer van verontreinigde dierlijke eiwitten verlengd tot 15 maart 2024, zodat verzoeksters onderzoek kunnen laten verrichten.

Het College oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep en zendt het beroepschrift terug als bezwaarschrift.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 26 juli 2022 een verzoek tot beperkte kennisname van gegevens in inspectieverslagen van varkensbedrijven afgewezen, omdat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom openbaarmaking schadelijk zou zijn.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat appellant niet voldeed aan maatregelen voor dierenzorg, maar vernietigt de invordering van een dwangsom van € 3.000,- wegens niet-naleving van een maatregel.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het beroep ongegrond inzake de last onder bestuursdwang opgelegd aan de appellante wegens overtredingen van de Wet dieren.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het beroep ongegrond inzake de betalingsregeling voor bestuursdwang. Geen schending van de hoorplicht vastgesteld.

Het College verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit over kosten herinspectie. Schadevergoeding van € 2.000,- en proceskosten van € 1.068,- aan appellant.

De zaak betreft de rechtsbescherming van een verdachte in een milieurechtszaak over de Meststoffenwet. De Hoge Raad bevestigt dat er geen manco is in de rechtsbescherming en verwerpt het beroep van de verdachte.