ECLI:NL:CBB:2025:83
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen ongegrondverklaring subsidie COVID-19 door ondernemer
Op 18 februari 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van een ondernemer die verzet aantekende tegen een eerdere uitspraak van het College. De ondernemer had in oktober 2024 een beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Economische Zaken, die de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022 op € 0,- had vastgesteld. De ondernemer stelde dat hij niet voldeed aan de eis van ten minste 30% omzetverlies, omdat de verkoopopbrengst van een bedrijfsauto niet als omzet moest worden aangemerkt. Het College oordeelde echter dat de minister terecht had geoordeeld dat de ondernemer niet aan de subsidievoorwaarden voldeed, omdat de verkoopopbrengst wel degelijk als omzet werd beschouwd. De ondernemer voerde aan dat de regels over desinvesteringen door de minister werden overtreden, wat onevenredig was. Het College concludeerde dat de ondernemer in zijn verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die de eerdere uitspraak konden ondermijnen. Het verzet werd daarom ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. W.J.A.M. van Brussel, met mr. C.D.V. Efstratiades als griffier.