ECLI:NL:CBB:2024:852
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvragen COVID-19 door de minister van Economische Zaken
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 26 november 2024, zijn vier zaken behandeld die betrekking hebben op de afwijzing van subsidieaanvragen op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De aanvragen betroffen het vierde kwartaal van 2020 en de eerste twee kwartalen van 2021, alsook het eerste kwartaal van 2022. De minister van Economische Zaken had de aanvragen afgewezen omdat deze te laat waren ingediend. De onderneming had op 7 juli 2022 een pro-forma-aanvraag ingediend, maar de minister oordeelde dat de aanvragen na het verstrijken van de aanvraagperioden waren gedaan, waardoor er geen recht op subsidie bestond.
De onderneming had tegen de afwijzing bezwaar aangetekend, maar de minister verklaarde deze bezwaren ongegrond. In beroep stelde de onderneming dat zij problemen had ondervonden bij het indienen van de aanvragen, maar het College oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de onderneming was om tijdig een aanvraag in te dienen. De minister had geen verplichting om de onderneming te wijzen op de mogelijkheid om alsnog een aanvraag in te dienen, aangezien de onderneming niet had aangetoond dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de regels rechtvaardigden.
Het College concludeerde dat de bestreden besluiten van de minister in overeenstemming waren met de wetgeving en dat de beroepen ongegrond waren. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, omdat het College voldoende informatie had om tot een oordeel te komen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de minister was niet verplicht om proceskosten te vergoeden.