ECLI:NL:CBB:2021:546
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Last onder bestuursdwang opgelegd aan houders van dieren wegens overtreding van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellante en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante had een last onder bestuursdwang opgelegd gekregen vanwege overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. Het primaire besluit, dat op 17 december 2019 werd genomen, verplichtte de appellante om voor 27 december 2019 maatregelen te nemen om de gezondheid en het welzijn van haar dieren te waarborgen. De minister verklaarde het bezwaar van de appellante ongegrond in het bestreden besluit van 18 maart 2020. De appellante ging hiertegen in beroep.
Tijdens de zitting op 17 februari 2021 werd duidelijk dat het beroep zich uitsluitend richtte op de maatregel die betrekking had op het opruimen van materialen op het terrein waar de dieren werden gehouden. De appellante voerde aan dat de opgelegde maatregelen onterecht waren, omdat er geen gevaarlijke situatie op het terrein zou zijn. Het College oordeelde echter dat de minister terecht had vastgesteld dat de appellante de zorgplicht had om te voorkomen dat de dieren zich konden verwonden aan scherpe voorwerpen die op het terrein lagen. De appellante had niet aannemelijk gemaakt dat er geen risico was voor de dieren.
Het College concludeerde dat de last onder bestuursdwang terecht was opgelegd en dat de kosten die de minister in rekening had gebracht voor het opruimen van het terrein ook terecht waren. Het beroep van de appellante werd ongegrond verklaard, zowel tegen het bestreden besluit als tegen het kostenbesluit. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 mei 2021.