ECLI:NL:CBB:2022:482

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
21/1387
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot beperkte kennisname van gegevens in inspectieverslagen van varkensbedrijven

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om beperkte kennisname van gegevens uit inspectieverslagen van varkensbedrijven. Appellante, Stichting Wakker Dier, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin werd geweigerd om bepaalde namen en adressen van varkensbedrijven openbaar te maken. Dit verzoek was gedaan op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister stelde dat openbaarmaking van deze gegevens schadelijk zou zijn voor de bedrijfsvoering van de betrokken bedrijven, gezien de maatschappelijke gevoeligheid rondom dierenwelzijn.

Het College heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom de openbaarmaking van de gegevens schadelijk zou zijn. De rechter-commissaris, mr. T. Pavićević, heeft in aanwezigheid van griffier mr. C.D.V. Efstratiades, de beslissing genomen dat er geen gewichtige redenen waren om de kennisname van de gegevens te beperken. De vertrouwelijke versies van de documenten moeten worden teruggezonden aan de minister, en deze moet binnen twee weken nieuwe versies van de documenten aan het College en de andere partij sturen. Het College benadrukt het belang van transparantie en het recht van partijen om over relevante informatie te beschikken in het kader van hun beroep.

Uitspraak

Beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1387
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

Stichting Wakker Dier, gevestigd te Amsterdam, appellante

(gemachtigde: mr. J.L. Baar),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. E.M. Scheffer).

Procesverloop

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 3 november 2021.
Verweerder heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van een aantal gegevens in deze stukken.
Het betreft de volgende stukken die verweerder als productie 12 heeft overgelegd:
- document 1b checklist stalklimaat vleesvarkens, wat betreft de naam, het adres, de inspectielocatie en het UBN van de geïnspecteerde, en de naam van een derde bedrijf;
- document 6 checklist stalklimaat biggen, wat betreft de naam, het adres en het UBN van de geïnspecteerde en het adres van een andere locatie van de geïnspecteerde;
- ( een tweede) document 6 checklist stalklimaat vleesvarkens, wat betreft de naam, het adres en het UBN van de geïnspecteerde, en het soort bedrijf en een BRS-nummer;
- document 9 checklist stalklimaat biggen, wat betreft de naam, het adres, de inspectielocatie en het UBN van de geïnspecteerde;
- document 14 checklist stalklimaat biggen, wat betreft de naam, het adres, de inspectielocatie en het UBN van de geïnspecteerde;
- document 15 checklist stalklimaat vleesvarkens, wat betreft de naam, het adres en het UBN van de geïnspecteerde;
- document 16 checklist stalklimaat vleesvarkens, wat betreft de naam, het adres en het UBN van de geïnspecteerde;
- document 22 checklist stalklimaat vleesvarkens, wat betreft de naam, het adres, het UBN en het BRS-nummer van de geïnspecteerde, en de naam van een derde bedrijf;
- document 23 Bijlagenrapport intern L&N, wat betreft de naam en het adres van de geïnspecteerde, de naam van de teamleider en de naam van de inspecteur;
- ( een tweede) document 23, wat betreft de naam, het adres, de inspectielocatie en het UBN van de geïnspecteerde.

Overwegingen

1. Het geschil in de bodemzaak gaat over de afwijzing door verweerder van een verzoek van appellante van 16 februari 2021 om handhavend op te treden tegen acht varkensbedrijven vanwege overtreding van punt 10 van de bijlage van Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren, artikel 1.7, aanhef en onder c en g en artikel 2.5, vierde lid van het Besluit houders van dieren. Volgens appellante is het klimaat op deze bedrijven schadelijk voor het welzijn en de gezondheid van de varkens. In het handhavingsverzoek heeft appellante verwezen naar inspectieverslagen die met een besluit op grond van de Wet openbaarheid van bestuur gedeeltelijk openbaar zouden zijn gemaakt.
2. Verweerder heeft verzocht dat alleen het College van de niet bewerkte versies van de inspectieverslagen kennis zal nemen. Het verzoek gaat over gelakte passages die naam- en adresgegevens bevatten van acht varkensbedrijven die in 2018 zijn geïnspecteerd door verweerder. Verweerder stelt zich op het standpunt dat door de koppeling met de naam- en adresgegevens operationele bedrijfsgegevens die op de inspectieverslagen zijn vermeld kenbaar worden gemaakt aan derden, die deze gegevens voor hun eigen doeleinden kunnen gebruiken. Informatie over handhaving kan in de media terecht komen. Gelet op het in de maatschappij levende sentiment ten aanzien van onderwerpen van dierenwelzijn en de bereidheid van sommigen om persoonlijk actie te voeren tegen vermeende niet-naleving, kan het delen van deze gegevens schadelijk zijn voor de bedrijfsvoering van genoemde bedrijven.
3. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.
4. De door de rechter-commissaris te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar staat tegenover dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden.
5. De rechter-commissaris heeft kennisgenomen van de door verweerder als vertrouwelijk ingediende stukken document 6, (een tweede) document 6, document 9, document 14, document 15, document 16, document 22, document 23 en (een tweede) document 23 en de daarbij gegeven motivering. De informatie waar het verzoek op ziet bestaat uit de namen en adressen, UBN’s en BRS-nummers van acht varkensbedrijven die in 2018 zijn geïnspecteerd door verweerder. Daarnaast gaat het om de naam van een derde bedrijf en de namen van een teamleider en een inspecteur die werkzaam zijn bij verweerder. Verweerder heeft in zijn verzoek niet deugdelijk gemotiveerd waarom kennisneming door appellante van de namen, adressen, UBN’s en BRS-nummers van de in 2018 geïnspecteerde varkensbedrijven schadelijk kan zijn voor de bedrijfsvoering van de genoemde bedrijven. Verweerder heeft niet toegelicht of gestaafd dat appellante voornemens of bereid is om schadelijke acties te voeren tegen de bedrijven en evenmin heeft verweerder toegelicht op welke wijze de bedrijfsvoering zou kunnen worden geschaad als appellante van de betreffende informatie kennis neemt. Wat betreft de gegevens die niet betrekking hebben op de geïnspecteerde bedrijven, maar op een derde bedrijf, een teamleider of een inspecteur die werkzaam is bij verweerder, heeft verweerder geen motivering gegeven waarom die gegevens niet kunnen worden gedeeld met appellante. Gelet op het voorgaande acht het College het verzoek tot beperkte kennisneming niet gerechtvaardigd.
6. Omdat er geen sprake is van gewichtige redenen, moet het verzoek om beperking van de kennisneming worden afgewezen.

Beslissing

De rechter-commissaris:
  • beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken 6, (een tweede) document 6, document 9, document 14, document 15, document 16, document 22 en document 23 niet gerechtvaardigd is;
  • bepaalt dat de vertrouwelijke versies van de documenten genoemd onder het vorige aandachtsstreepje worden teruggezonden aan verweerder;
  • verzoekt verweerder binnen twee weken na heden een nieuwe versie van de stukken 6, (een tweede) document 6, document 9, document 14, document 15, document 16, document 22, document 23 en (een tweede) document 23 aan het College en de andere partij te sturen.
Aldus genomen door mr. T. Pavićević, in tegenwoordigheid van mr. C.D.V. Efstratiades als griffier, op .
De rechter-commissaris is verhinderd w.g. C.D.V. Efstratiades
de beslissing te ondertekenen