ECLI:NL:CBB:2024:507

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
23/858
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen subsidie vaststelling op basis van TVL COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Economische Zaken. De minister had op 28 juni 2022 de subsidie voor de periode juni tot en met september 2020, verleend op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL), vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot teruggevorderd. De onderneming stelde dat zij recht had op subsidie omdat zij een omzetverlies van 43,9% had geleden. De minister had echter de referentieomzet op een juiste manier berekend, conform artikel 3, tweede lid, van de TVL. De onderneming had ten onrechte de omzet in het tweede kwartaal van 2019 volledig meegerekend in plaats van dit bedrag door drie te delen. Hierdoor voldeed de onderneming niet aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies. Het College oordeelde dat het beroep kennelijk ongegrond was, aangezien de minister de subsidieaanvraag terecht op € 0,- had vastgesteld en het betaalde voorschot had teruggevorderd. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, omdat het College voldoende informatie had om tot een oordeel te komen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/858
uitspraak zonder zitting van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2024 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] (de onderneming)

(gemachtigde: A. Odijk)
en

de minister van Economische Zaken

Procesverloop

Met het besluit van 28 juni 2022 heeft de minister de op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) aan de onderneming verleende subsidie voor de periode juni tot en met september 2020 vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot teruggevorderd.
Met het besluit van 6 februari 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Beoordeling

Het College doet uitspraak zonder zitting, omdat het na lezing van het beroepschrift en de andere stukken in het dossier over voldoende informatie beschikt om tot een oordeel te komen. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is.
De minister heeft de subsidie vastgesteld op € 0,-, omdat de onderneming niet heeft voldaan aan het vereiste in de TVL dat sprake moet zijn van ten minste 30% omzetverlies in de subsidieperiode ten opzichte van de referentieperiode. Uit de gegevens van de Belastingdienst is namelijk gebleken dat de onderneming een omzetverlies heeft van 15,3%.
3 De onderneming voert aan dat zij recht heeft op subsidie op grond van de TVL omdat haar omzetverlies 43,9% is. Bij de berekening van dit percentage heeft zij als referentieomzet de omzet van het tweede en derde kwartaal van 2019 gehanteerd.
4 Aan de orde is de vraag of de minister de referentieomzet op een juiste manier heeft berekend. In artikel 3, tweede lid, van de TVL staat omschreven wat de referentieomzet is voor de subsidieperiode juni tot en met september 2020. Dat is de som van de omzet in het tweede kwartaal van 2019, gedeeld door drie, vermeerderd met de omzet in het derde kwartaal van 2019. De minister heeft in het verweerschrift inzichtelijk gemaakt hoe hij de referentieomzet heeft berekend en hierbij laten zien dat hij de omzet in het tweede kwartaal door drie heeft gedeeld en dit heeft opgeteld bij de omzet in het derde kwartaal van 2019. Dat is in lijn met artikel 3, tweede lid, van de TVL. De minister heeft de referentieomzet op een juiste manier berekend. Dat is anders voor de berekening die de onderneming maakt. De onderneming heeft namelijk de omzet in het tweede kwartaal van 2019 volledig meegerekend, in plaats van dit bedrag door drie te delen. De minister heeft terecht geconcludeerd dat niet is voldaan aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies en heeft de subsidieaanvraag terecht vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot teruggevorderd.
5 Het beroep is (kennelijk) ongegrond.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. C.D.V. Efstratiades, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.
w.g. B. Bastein w.g. C.D.V. Efstratiades
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunt u in verzet gaan bij het College. U doet dit door in een brief (het verzetschrift) toe te lichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Zorg ervoor dat het College uw verzetschrift op tijd ontvangt, namelijk binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In uw verzetschrift kunt u het College vragen om mondeling te mogen toelichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak.