ECLI:NL:CBB:2024:323

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
22/2557 en 23/1214
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheimhoudingsbeslissing inzake vertrouwelijke informatie in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 februari 2024 een geheimhoudingsbeslissing genomen in het kader van een bestuursrechtelijke procedure tussen [naam] B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het bedrijf heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van 4 november 2022 en 5 april 2023, waarbij vertrouwelijke informatie is ingediend die persoonsgegevens en werklocaties van dierenartsen bevat. De minister heeft verzocht dat alleen het College kennisneemt van deze vertrouwelijke stukken, om de persoonlijke levenssfeer van de betrokken dierenartsen te beschermen.

De rechter-commissaris heeft de belangen van beide partijen afgewogen. Enerzijds is er het belang van het bedrijf om over relevante informatie te beschikken voor zijn verdediging, anderzijds het belang van de minister om de veiligheid van de dierenartsen te waarborgen. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de beperking van de kennisneming van de stukken B10 tot en met B12, B16 en B17 gerechtvaardigd is, omdat deze informatie persoonsgegevens bevat die de persoonlijke levenssfeer van de dierenartsen raken.

Echter, voor stuk B13, dat informatie bevat over een instituut en een team, is de beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd. Het bedrijf heeft recht op deze informatie om de gedragsconstateringen te kunnen waarderen. De rechter-commissaris heeft daarom besloten dat B13 teruggezonden moet worden naar de minister en dat deze uiterlijk 29 februari 2024 een nieuwe versie van B13 moet toesturen. De beslissing is genomen door mr. T. Pavićević, in tegenwoordigheid van griffier mr. C.D.V. Efstratiades.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 22/2557 en 23/1214
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[naam] B.V., te [plaats] (het bedrijf)

(gemachtigde: mr. drs. N. Wouters)
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(gemachtigde: mr. E.M. Scheffer)

Procesverloop

Het bedrijf heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van de minister van 4 november 2022 (22/2557) en 5 april 2023 (23/1214).
De minister heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken ingezonden en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft (delen van) de volgende stukken:
- B10 Veterinaire Verklaring 52804 2023, wat betreft de locatie en de naam van de dierenarts;
- B11 Medische Verklaring Binnenkomst 528257000121221 2023, wat betreft de locatie van de dierenarts;
- B12 Veterinaire Verklaring 528257000158406 2023, wat betreft de locatie van de dierenarts;
- B13 Gedragsconstateringen 2023, wat betreft de plaatsnaam en de naam van de opsteller van het document;
- B16 Medische Verklaring Binnenkomst 528210004427041 2023, wat betreft een deel van een “IBG Nummer of PV nummer”;
- B17 Medische Verklaring Euthanasie 528246002587511 2023, wat betreft een deel van een “IBG Nummer of PV nummer” en de naam.

Overwegingen

1. Het bedrijf houdt zich bezig met de opvang, het fokken en het verhandelen van honden. Het geschil in de bodemzaken gaat over het handhavend optreden van de minister tegen het bedrijf.
2 De minister heeft verzocht dat alleen het College van de niet bewerkte versies van bovengenoemde stukken kennis zal nemen. Volgens de minister staan in deze stukken persoonsgegevens en werklocaties van de betreffende dierenartsen opgenomen. De minister doet een beroep op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van deze dierenartsen en licht dit als volgt toe. De persoonlijke levenssfeer van deze dierenartsen of onderzoekers wordt bij kennisneming van de gegevens door derden zodanig geraakt dat hiervan moet worden afgezien. Wanneer hun persoonsgegevens en de locaties waarop zij hun werk doen bekend wordt gemaakt aan de houders van wie hun dieren in bewaring zijn genomen, lopen zij gevaar. Het in bewaring nemen en in bewaring houden van dieren heeft vaak een grote emotionele impact op de houders van deze dieren. Er bestaat een groot risico dat dit resulteert in overlast en agressie richting degenen die als professionals betrokken zijn bij de uitvoering van deze maatregelen. In de zaken waar de stukken op zien is reeds veelvuldig sprake geweest van agressie en geweld jegens inspecteurs van de NVWA, de politie en een verslaggever. Berichten hiervan zijn in de media (Omroep Brabant) verschenen.
3 Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.
4 Bij deze beslissing moet de rechter-commissaris belangen tegen elkaar afwegen. Aan de ene kant speelt hierbij het belang dat partijen beschikken over dezelfde voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Aan de andere kant kan kennisneming van bepaalde gegevens door de ene partij het belang van een of meer andere partijen onevenredig schaden, terwijl de minister er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die hij voor een goede uitoefening van zijn/haar taken nodig heeft.
5 De rechter-commissaris stelt voorop dat het aan de bestuursrechters in de bodemprocedure is om te beslissen of de stukken waar het verzoek op ziet, op de zaken betrekking hebbende stukken zijn. Voor de beoordeling die hier voorligt, gaat de rechter-commissaris ervan uit dat het om dergelijke stukken gaat.
6 De rechter-commissaris oordeelt dat de gevraagde beperking van de kennisneming van de stukken B10 tot en met B12, B16 en B17 gerechtvaardigd is. De informatie waar het verzoek op ziet, bestaat uit een naam van een dierenarts en locatie (B10) dan wel een afkorting die wordt genoemd bij de locatie van de dierenarts (B11 en B12) of als IBG nummer/PV nummer (B16 en B17). In het geval van beroepshalve functioneren, kan slechts in beperkte mate een beroep worden gedaan op het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Namen zijn persoonsgegevens en het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer kan beperking van de kennisneming rechtvaardigen. Uit de rechtspraak kan echter niet worden afgeleid dat beperking van de kennisneming van namen altijd gerechtvaardigd is. Het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer moet per geval worden afgewogen in het licht van de in 4 genoemde belangen. De rechter-commissaris stelt vast dat de weggelakte gegevens steeds een summier deel betreffen van de stukken in hun geheel. De rechter-commissaris ziet geen aanknopingspunten om te oordelen dat het bedrijf wordt benadeeld in zijn verdediging als hij niet op de hoogte is van deze gegevens, gelet op de aard van de weggelakte informatie en de overige wel zichtbare tekst. Daartegenover staat dat de minister uiteen heeft gezet dat zich voorvallen hebben voorgedaan waarbij vanuit het bedrijf agressief is gereageerd op toezichthouders. De rechter-commissaris ziet aanleiding om meer gewicht toe te kennen aan het belang van de minister om het risico op incidenten voor de individuele dierenartsen zo beperkt mogelijk te houden dan aan het belang van het bedrijf om bekend te zijn met de namen en werklocaties van dierenartsen die de in bewaring genomen honden van het bedrijf hebben onderzocht. Gelet op het voorgaande acht het College het verzoek tot beperkte kennisneming van de stukken B10 tot en met B12, B16 en B17 gerechtvaardigd.
7 Dit is anders ten aanzien van het stuk B13. De informatie waar het verzoek met betrekking tot dit stuk op ziet bestaat uit de naam van een instituut en de naam van een team. Het gaat hier niet om de naam of locatiegegevens van een (individuele) dierenarts. De voorzieningenrechter ziet niet in dat het instituut dan wel het team risico loopt als deze gegevens voor het bedrijf inzichtelijk worden. Daar komt bij dat het bedrijf er belang bij heeft om te weten welk instituut de gedragsconstateringen heeft gedaan, zodat het bedrijf het stuk op waarde kan schatten. Het verzoek om beperking van de kennisneming van B13 wordt daarom afgewezen.

Beslissing en vervolgstappen

De rechter-commissaris:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken B10 tot en met B12, B16 en B17 gerechtvaardigd is;
- verzoekt het bedrijf om binnen twee weken na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of hij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken B10 tot en met B12, B16 en B17 uitspraak doet op het beroep, voor zover hij deze stukken niet kent;
- beslist dat beperking van de kennisneming van het stuk B13 niet gerechtvaardigd is;
- bepaalt dat B13 wordt teruggezonden aan de minister;
- verzoekt de minister uiterlijk 29 februari 2024 een nieuwe versie van B13 aan het College en de andere partij toe te sturen.
Aldus genomen door mr. T. Pavićević, in tegenwoordigheid van mr. C.D.V. Efstratiades als griffier, op 15 februari 2024. .
w.g. T. Pavićević w.g. C.D.V. Efstratiades