ECLI:NL:CBB:2025:49

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
24/200
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking subsidie vaste lasten financiering COVID-19 wegens onvoldoende gegevens over omzet

Op 20 januari 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/200. De zaak betreft de intrekking van een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020. De onderneming, die deel uitmaakt van een fiscale eenheid, heeft onvoldoende gegevens verstrekt om de omzet te kunnen bepalen. De minister van Economische Zaken heeft de subsidie terecht ingetrokken, omdat de onderneming geen betrouwbare gegevens heeft aangeleverd over de gerealiseerde omzet in de referentieperiode en de subsidieperiode. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de onderneming voldeed aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies.

De onderneming heeft in beroep aangevoerd dat de cijfers die bij de aanvraag zijn doorgegeven niet correct waren verwerkt door de contactpersoon. Ze stelde dat de juiste cijfers met het beroepschrift zijn meegestuurd. Het College overweegt echter dat de documenten met de resultaten van de onderneming al eerder in de bezwaarprocedure zijn ingebracht. Het College is van mening dat de onderneming, die deel uitmaakt van een fiscale eenheid, nog steeds onvoldoende gegevens heeft verstrekt om de omzet te bepalen. De minister heeft dus terecht besloten om de subsidie in te trekken. Het beroep is ongegrond.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/200
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2025

Rechter: mr. R W.L. Koopmans

Griffier: mr. C.D.V. Efstratiades

Partijen

[naam 1] B.V., te [woonplaats] , (onderneming), waarvoor aanwezig is [naam 2]
en
de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. J.W.P. van Oosten en mr. M. Achalhi

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Met het besluit van 26 juli 2021, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 8 januari 2024, heeft de minister de aan de onderneming op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) verleende subsidie voor het vierde kwartaal (Q4) van 2020 ingetrokken. Ook heeft de minister het betaalde voorschot van € 71.806,60 teruggevorderd. De onderneming maakt deel uit van een fiscale eenheid. De minister heeft in de bezwaarprocedure aan de onderneming gevraagd om stukken in te sturen waarin de omzet van de fiscale eenheid is uitgesplitst in de omzet van de onderneming en de omzet van de rest van de entiteiten. De onderneming heeft hierop laten weten geen reden te zien om informatie te verstrekken over de overige onderdelen van de fiscale eenheid. De minister heeft vervolgens de subsidie ingetrokken, omdat de onderneming geen (betrouwbare) gegevens heeft verstrekt van de door haar gerealiseerde omzet in de referentieperiode en de subsidieperiode. Door het ontbreken van deze gegevens kon de minister niet vaststellen dat de onderneming voldoet aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies.
2 De onderneming voert aan dat de cijfers die bij de aanvraag zijn doorgegeven niet correct waren verwerkt door de contactpersoon die de aanvraag voor de onderneming deed. De onderneming stelt dat zij de correcte cijfers heeft meegestuurd met het beroepschrift.
3 Het College overweegt dat het document met resultaten van de onderneming van het vierde kwartaal van 2019 en het vierde kwartaal van 2020, dat de onderneming met het beroepschrift heeft meegestuurd, ook al in de bezwaarprocedure is ingebracht. Het College is het met de minister eens dat de onderneming, die deel uitmaakt van een fiscale eenheid, onvoldoende gegevens heeft verstrekt om te kunnen bepalen wat de omzet van de onderneming is geweest in de referentieperiode en in de subsidieperiode. De minister heeft dus terecht besloten om de subsidie in te trekken. Het beroep is ongegrond.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. C.D.V. Efstratiades