ECLI:NL:CBB:2022:582

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
22/1226, 22/1242 t/m 22/1264
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht instemmen met rechtstreeks beroep en terugzending van beroepschrift als bezwaarschrift

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, gedateerd 30 augustus 2022, wordt ingegaan op de vraag of verweerder ten onrechte heeft ingestemd met het verzoek van appellanten om rechtstreeks beroep in te stellen. Appellanten, vertegenwoordigd door mr. K.J. Defares, hebben een gecombineerd bezwaarschrift ingediend tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die betrekking hebben op de restitutie van ten onrechte betaalde kosten voor de opbouw van het weerstandsvermogen van Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS). Verweerder had ingestemd met het verzoek om rechtstreeks beroep, maar het College oordeelt dat dit niet juist was. Het College stelt vast dat er geen sprake is van een zodanige samenhang met andere beroepszaken dat het doelmatig zou zijn om de bezwaarprocedure over te slaan. Bovendien is er geen uitputtende gedachtewisseling in de primaire fase geweest. Het College besluit daarom het beroepschrift terug te zenden naar verweerder, zodat dit als bezwaarschrift kan worden behandeld. Tevens wordt bepaald dat het door appellante [naam 1] B.V. betaalde griffierecht van € 365,- door de griffier wordt terugbetaald.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 22/1226, 22/1242 t/m 22/1264
uitspraak ingevolge artikel 8:54a van de Algemene wet bestuursrecht van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2022 in de zaak tussen
- [naam 1] B.V.te [plaats 1] ,
- [naam 2] B.V.te [plaats 2] ,
- [naam 3] B.V.te [plaats 1] ,
- [naam 4] B.V.te [plaats 1] ,
- [naam 5] B.V.te [plaats 3] ,
- Firma [naam 6]te [plaats 4] ,
- [naam 7] ,te [plaats 5] ,
- [naam 8] B.V.te [plaats 6] ,
- [naam 9]te [plaats 7] ,
- [naam 10] B.V.te [plaats 8] ,
- [naam 11] B.V.te [plaats 9] ,
- [naam 12] B.V.te [plaats 10] ,
- [naam 13] B.V.te [plaats 11] ,
- [naam 14] B.V.te [plaats 12] ,
- [naam 15] B.V.te [plaats 13] ,
- [naam 16] B.V.te [plaats 14] ,
- [naam 17] B.V.te [plaats 1] ,
- [naam 18] B.V.te [plaats 15] ,
- [naam 19] B.V.te [plaats 16] ,
- [naam 20] B.V.te [plaats 17] ,
- [naam 21] B.V.te [plaats 18] ,
- [naam 22] B.V.te [plaats 19] ,
- V.O.F. [naam 23]te [plaats 20] ,
gezamenlijk te noemen: appellanten
(gemachtigde: mr. K.J. Defares),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 1 juli 2022 hebben appellanten hun gecombineerde bezwaarschrift aan verweerder toegezonden. Dit bezwaarschrift is gericht tegen besluiten van verweerder van 16 mei 2022 en 17 mei 2022, als toegelicht in brieven van 9 mei 2022. Verweerder heeft daarbij besloten tot restitutie aan appellanten van ten onrechte betaalde kosten voor de opbouw van het weerstandsvermogen van BV Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS), vermeerderd met wettelijke rente. Appellanten hebben verweerder in hun bezwaarschrift verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij het College. Bij brief van 7 juli 2022, door het College ontvangen op 8 juli 2022, heeft verweerder meegedeeld dat hij heeft ingestemd met dit verzoek.

Overwegingen

1. Het College is van oordeel dat verweerder kennelijk ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep. Het College overweegt daartoe als volgt.
2.1
In artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geregeld dat in beginsel tegen een besluit eerst bezwaar bij het bestuursorgaan moet worden gemaakt, alvorens beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. In artikel 7:1a, eerste lid, van de Awb staat dat in het bezwaarschrift de indiener het bestuursorgaan kan verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter, zulks in afwijking van artikel 7:1.
2.2
Op grond van artikel 8:54a, eerste lid, van de Awb, kan de bestuursrechter, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het bestuursorgaan kennelijk ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. Op grond van het tweede lid van dat artikel strekt in dat geval de uitspraak ertoe dat het bestuursorgaan het beroepschrift als bezwaarschrift behandelt.
3. Doel van art. 7:1a van de Awb is om bestuursrechtelijke geschilbeslechting waar mogelijk te vereenvoudigen en te verkorten. Het bieden van de mogelijkheid van het overslaan van de bezwaarschriftprocedure is, zo blijkt uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel, vooral bedoeld voor gevallen waarin in de primaire fase reeds een zodanig uitputtende gedachtewisseling tussen bestuur en belanghebbende heeft plaatsgevonden, dat de bezwaarschriftprocedure daaraan weinig of niets meer kan toevoegen, terwijl vaststaat dat het besluit nog altijd in geschil is. In die gevallen kan het overslaan van de bezwaarfase belangrijke tijdwinst opleveren en onnodige lasten voor bestuur en burger voorkomen. Daarnaast valt te denken aan de situatie waarin het besluit nauw samenhangt met een besluit waartegen reeds beroep is ingesteld. Ook in een dergelijk geval kan het doelmatig zijn om de bezwaarfase over te slaan, aangezien een bezwaarschriftprocedure die zijn basis vindt in een al heroverwogen zaak in de meeste gevallen weinig toevoegt. Daarmee wordt tevens bewerkstelligd dat de rechter samenhangende besluiten in samenhang kan beoordelen (Kamerstukken II, 2000-2001, 27563, nr. 3, blz. 3-4).
4. Verweerder heeft in de brieven van 9 mei 2022 toegelicht dat de terugbetaling verband houdt met de uitspraak van het College van 20 oktober 2020, ECLI:NL:CBB:708, waarin is geoordeeld dat de NVWA ten onrechte een component voor de opbouw van het weerstandsvermogen van KDS heeft geïnd bij appellanten als onderdeel van de vergoedingen voor officiële controles. Verweerder heeft verder toegelicht dat deze brief gaat over het proces van terugbetalen van het ten onrechte doorberekende gedeelte over de jaren 2016 tot en met 2018 en uitsluitend ziet op facturen die nog niet onherroepelijk zijn. Daarbij vermeldt verweerder dat genoemde component na 2018 niet meer in het tarief voor de opbouw van weerstandsvermogen in rekening is gebracht.
5. Appellanten stellen in hun gecombineerde bezwaarschrift dat verweerder blijkens de bestreden besluiten voornemens is om aan appellanten een bedrag van in totaal € 571.577,39 terug te betalen. Zij voeren aan dat verweerder met het terugbetalen van dit bedrag niet het gehele weerstandsvermogen van KDS, maar slechts een fractie daarvan, aan het bedrijfsleven terugbetaalt. Op basis van de jaarrekening van KDS stellen zij vast dat de omvang van het weerstandsvermogen van KDS in 2021 € 10.523.000 bedroeg. Dit weerstandsvermogen is volledig, althans nagenoeg volledig opgebouwd uit de vergoedingen voor officiële controles die verweerder ten onrechte bij het bedrijfsleven in rekening heeft gebracht. Dit bedrag, inclusief rente, dient aan het bedrijfsleven te worden terugbetaald. Volgens appellanten kan verweerder dus niet volstaan met het terugbetalen van het bedrag van € 571.577,39, aldus appellanten.
6. In het gecombineerde bezwaarschrift hebben appellanten ter toelichting op hun verzoek om instemming met rechtstreeks beroep gesteld dat dit bezwaarschrift nauw samenhangt met de bij het College aanhangige beroepszaken tegen de beslissingen op bezwaar van verweerder van 20 april 2021, 9 augustus 2021 en 14 oktober 2021 inzake de door verweerder in rekening gebrachte tarieven voor de officiële controles van vers vlees. Het College heeft deze zaken geregistreerd onder de nummers 21/629 tot en met 21/632, 21/1331 tot en met 21/1359 en 21/961 tot en met 21/965. Om redenen van proceseconomie hebben appellanten verweerder verzocht in te stemmen met het overslaan van de bezwaarschriftprocedure en dit bezwaarschrift rechtstreeks naar het College door te zenden met het oog op de gevoegde behandeling met de bij het College aanhangige beroepszaken waarin de door verweerder in rekening gebrachte tarieven voor de officiële controles centraal staan. Appellanten achten het uitgesloten dat de bezwaarschriftenprocedure iets toe of af zal doen aan de opvatting van verweerder en die van appellanten zelf. In de doorzendbrief van 7 juli 2022 heeft verweerder vermeld dat hij met appellanten van oordeel is dat het doorlopen van de bezwaarprocedure in deze zaken geen toegevoegde waarde zal hebben en niet zal afdoen aan de reeds met elkaar gewisselde standpunten.
7. Het College overweegt allereerst dat verweerder in de bestreden besluiten op bezwaar waartegen de bij het College aanhangige gemaakte beroepen met de nummers 21/629 tot en met 21/632 zijn gericht, alleen heeft aangekondigd dat hij bij separate besluiten zal overgaan tot terugbetaling van het ten onrechte bij appellanten in rekening gebrachte component voor de opbouw van het weerstandsvermogen van KDS, maar dit onderwerp daarin verder niet inhoudelijk heeft behandeld. Deze beroepen zullen op 5, 6 en 7 december 2022 op zitting worden behandeld. Wat betreft de zaken 21/1331 tot en met 21/1359 is tijdens de regiezitting op 25 januari 2022 afgesproken dat deze zaken in beginsel niet op een zitting worden behandeld, maar met toepassing van artikel 8:54 van de Awb of artikel 8:57 van de Awb worden afgedaan, na de afdoening van de zaken 21/629 tot en met 21/632. Ook in (een aantal van) deze zaken is aangekondigd dat er met een separaat besluit zal worden beslist over het terugbetalen van de component voor de opbouw van het weerstandsvermogen. De beroepszaken 21/961 tot en met 21/965 gaan over herzieningsverzoeken. In al deze zaken is een beslissing van verweerder over het terugbetalen van weerstandsvermogen dus niet aan de orde. Voorts overweegt het College dat uit de stukken die verweerder op 7 juli 2022 aan het College heeft gestuurd niet blijkt dat tussen verweerder en appellanten een uitvoerige gedachtewisseling heeft plaatsgevonden over het door appellanten genoemde en op een jaarrekening van KDS gebaseerde bedrag van € 10.523.000 als weerstandsvermogen. Voor zover partijen ook het oog hebben op de behandeling door het College van de zaken 21/644 en 21/998, die gelijktijdig plaatsvindt met de zaken 21/629 tot en met 21/632, waarin mr. L. Steenbergen de gemachtigde van de betreffende appellanten is en waarin beslissingen over het terugbetalen van weerstandsvermogen uitdrukkelijk wel aan de orde zijn, overweegt het College dat de zaken 21/644 en 21/998 deels over andere jaren gaan dan hier aan de orde is. De stellingen van verweerder in de zaken 21/644 en 21/998 kunnen hier dan ook niet zonder meer een rol spelen. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het College hier geen sprake van een zodanige samenhang tussen de door appellanten in het (gecombineerde) bezwaarschrift genoemde beroepszaken dat het doelmatig is om de bezwaarprocedure over te slaan. Evenmin heeft hier naar het oordeel van het College in de primaire fase reeds een zodanig uitputtende gedachtewisseling tussen bestuur en belanghebbenden plaatsgevonden, dat de bezwaarschriftprocedure daaraan weinig of niets meer kan toevoegen en het daarom doelmatig is om de bezwaarfase over te slaan. Omdat verweerder kennelijk ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij het College, zal het College gebruik maken van zijn bevoegdheid ingevolge artikel 8:54a Awb om in de fase van het vooronderzoek het onderzoek te sluiten.
8. Het College zal het (gecombineerde) beroepschrift ter verdere behandeling als (gecombineerde) bezwaarschrift terugzenden aan verweerder.

Beslissing

Het College:
  • bepaalt dat verweerder het beroepschrift van 1 juli 2022 als bezwaarschrift behandelt;
  • bepaalt dat het door appellante [naam 1] B.V. betaalde griffierecht van € 365,- door de griffier wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. C.D.V. Efstratiades, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2022.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. C.D.V. Efstratiades