ECLI:NL:CBB:2024:925

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
23/1531 t/m 23/1534
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschriften tegen afwijzing subsidie vaste lasten COVID-19 niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 december 2024 uitspraak gedaan in de zaken 23/1531 t/m 23/1534. De ondernemer, handelend onder de naam [naam 2] en gevestigd te [plaats], had bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van zijn aanvragen voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de kwartalen Q1, Q3 en Q4 van 2021. De minister van Economische Zaken had eerder op 5 mei 2021, 23 februari 2022 en 24 maart 2022 de aanvragen afgewezen en op 28 juli 2021 de verleende subsidie voor Q4 van 2020 ingetrokken. De ondernemer stelde dat zijn (voormalige) boekhouder de bezwaartermijnen niet goed in de gaten had gehouden, wat leidde tot de termijnoverschrijding van de bezwaarschriften.

Het College oordeelde dat de ondernemer verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van de bezwaarschriften, ongeacht het handelen van de boekhouder. De ondernemer had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken. De persoonlijke omstandigheden van de ondernemer, zoals een echtscheiding en een straatverbod, werden niet als voldoende beschouwd om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Het College concludeerde dat de minister de bezwaren van de ondernemer terecht niet-ontvankelijk had verklaard, en dat de beroepen ongegrond waren. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ondernemers voor hun administratie en het tijdig indienen van bezwaarschriften, ook als zij afhankelijk zijn van derden zoals boekhouders.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 23/1531 t/m 23/1534

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2024 in de zaken tussen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] , te [plaats] (ondernemer)

(gemachtigde: L. Tastan)
en

de minister van Economische Zaken (gemachtigden: W. Dam en A.M.D. Dijkstra)

Procesverloop

Met de besluiten van 5 mei 2021, 23 februari 2022 en 24 maart 2022 (afwijzingsbesluiten) heeft de minister de aanvragen van de ondernemer voor een subsidie voor het eerste kwartaal (Q1) van 2021, het derde kwartaal (Q3) van 2021 en het vierde kwartaal (Q4) van 2021 op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) afgewezen.
Met het besluit van 28 juli 2021 (intrekkingsbesluit) heeft de minister de aan de ondernemer op grond van de TVL verleende subsidie voor Q4 van 2020 ingetrokken en het betaalde voorschot van € 50.321,04 teruggevorderd.
Met vier afzonderlijke besluiten van 27 juni 2023 (bestreden besluiten) heeft de minister de bezwaren van de ondernemer niet-ontvankelijk verklaard.
De ondernemer heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 5 december 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen de ondernemer, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

1. Met de bestreden besluiten heeft de minister de bezwaren tegen de afwijzingsbesluiten en het intrekkingsbesluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat de bezwaarschriften niet tijdig zijn ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2 Artikel 6:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt in samenhang met artikel 6:7 van de Awb dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Niet in geschil is dat de ondernemer na afloop van de bezwaartermijn bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzingsbesluiten.
3 De ondernemer voert aan dat hij geen verstand van administratie heeft en daarom heeft gezocht naar een goede boekhouder. Hij dacht een goede boekhouder te hebben gevonden, maar dat bleek achteraf niet zo te zijn. Zo heeft de boekhouder de termijn om bezwaar in te dienen ongebruikt laten verstrijken. De ondernemer vertrouwde erop dat de boekhouder ervoor zou zorgen dat alles wat nodig was om TVL-subsidies te krijgen, in gang werd gezet. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat niet alleen naar het handelen van de boekhouder moet worden gekeken, maar ook rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de ondernemer. De ondernemer was op een gegeven moment in een echtscheiding verwikkeld. In die periode heeft hij ook een straatverbod opgelegd gekregen, waardoor hij niet bij zijn woning kon komen en zijn computer niet kon gebruiken. Toen de ondernemer argwaan kreeg, heeft hij een andere boekhouder benaderd. Zodra deze nieuwe boekhouder doorhad wat er was misgegaan, is deze boekhouder in actie gekomen door bezwaar te maken en aanvragen voor andere kwartalen te doen. De ondernemer wijst er nog op dat geen belangen van derden bij de afwijzingsbesluiten en het intrekkingsbesluit betrokken zijn.
4 Voor het kader voor de beoordeling van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding in het algemeen verwijst het College naar de uitspraak van (de grote kamer van) het College van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31).
5 Het College is van oordeel dat de omstandigheid dat de (voormalige) boekhouder de bezwaartermijnen niet goed in de gaten heeft gehouden, voor risico komt van de ondernemer. Hoewel het College begrijpt dat de ondernemer zich de dupe voelt van het (onzorgvuldige) handelen van de boekhouder op wie hij vertrouwde, verandert dit niet dat dit handelen voor zijn risico komt. De ondernemer heeft niet gesteld dat sprake is van bijzondere omstandigheden aan de zijde van de boekhouder, zodat hierin geen aanknopingspunt te vinden is om geen verwijtbaarheid aan te nemen. Ook de persoonlijke omstandigheden van de ondernemer, zoals dat hij in een echtscheidingsprocedure verwikkeld is geraakt en dat hij een straatverbod heeft gekregen, zijn niet zodanig dat in dit geval het handelen van de boekhouder niet voor risico van de ondernemer komt. Er is dus geen sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat de termijnoverschrijdingen niet verwijtbaar zijn of dat de ondernemer een slechts gering verwijt treft. Het niet tijdig indienen van de bezwaarschriften kan dus aan de ondernemer worden toegerekend, zodat de termijnoverschrijdingen niet verschoonbaar zijn. Nu de termijnoverschrijdingen aan de ondernemer kunnen worden toegerekend, is niet relevant dat er geen belangen van derden betrokken zijn bij de afwijzingsbesluiten en het intrekkingsbesluit. Ook komt het College niet toe aan de vraag of de bezwaarschriften zijn ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.
6 Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft de minister de bezwaren van de ondernemer terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. C.D.V. Efstratiades, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. C.D.V. Efstratiades