ECLI:NL:CBB:2024:925
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschriften tegen afwijzing subsidie vaste lasten COVID-19 niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 december 2024 uitspraak gedaan in de zaken 23/1531 t/m 23/1534. De ondernemer, handelend onder de naam [naam 2] en gevestigd te [plaats], had bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van zijn aanvragen voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de kwartalen Q1, Q3 en Q4 van 2021. De minister van Economische Zaken had eerder op 5 mei 2021, 23 februari 2022 en 24 maart 2022 de aanvragen afgewezen en op 28 juli 2021 de verleende subsidie voor Q4 van 2020 ingetrokken. De ondernemer stelde dat zijn (voormalige) boekhouder de bezwaartermijnen niet goed in de gaten had gehouden, wat leidde tot de termijnoverschrijding van de bezwaarschriften.
Het College oordeelde dat de ondernemer verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van de bezwaarschriften, ongeacht het handelen van de boekhouder. De ondernemer had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken. De persoonlijke omstandigheden van de ondernemer, zoals een echtscheiding en een straatverbod, werden niet als voldoende beschouwd om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Het College concludeerde dat de minister de bezwaren van de ondernemer terecht niet-ontvankelijk had verklaard, en dat de beroepen ongegrond waren. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ondernemers voor hun administratie en het tijdig indienen van bezwaarschriften, ook als zij afhankelijk zijn van derden zoals boekhouders.