Conclusie
Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders,
Consumentenbond,
1.Inleiding
2.Feiten en procesverloop
Het is mogelijk dat u vergeten bent te betalen. Daarom stellen wij u een laatste keer in de gelegenheid om het notabedrag binnen 14 dagen aan ons te voldoen (...). Wanneer wij uw betaling niet voor 25-09-2014 hebben ontvangen, brengen wij incassokosten in rekening. De incassokosten bedragen maximaal 15% van het notabedrag met een minimum van € 40,00 plus de wettelijke rente. In uw geval bedragen de incassokosten € 110,33. Door tijdige betaling voorkomt u deze extra kosten.”
3.Bespreking van de gestelde vragen
vande aanmaning is, dus op welke dag is aangemaand.
Vraag astrekt ertoe te vernemen of de dag van de aanmaning moet worden opgevat als de dag van ontvangst van de aanmaning door de schuldenaar. Mocht dat niet het geval zijn, dan zou, zo begrijp ik, als alternatief kunnen worden gedacht aan de dag van het verzenden van de aanmaning.
na de waarschuwing in de veertiendagenbrief nog veertien dagen de gelegenheid [krijgt] het verschuldigde bedrag te betalen zonder dat incassokosten verschuldigd worden”. Een waarschuwing veronderstelt dat het bericht in de veertiendagenbrief de schuldenaar heeft bereikt.
de consument-schuldenaar de in het Besluit genormeerde incassokosten verschuldigd wordt indien hij, nadat de schuldeiser hem de veertiendagenbrief heeft gestuurd, zijn schuld niet binnen veertien dagen voldoet”, nu uit rov. 3.7.1 reeds blijkt dat het enkele versturen niet voldoende is: “
3.7.1 De veertiendagenbrief is naar zijn aard ook zelf een incassohandeling. Daarmee rijst de (door de kantonrechter gestelde) vraag of de volgens het Besluit genormeerde kosten reeds zijn verschuldigd indien de schuldeiser die brief heeft gestuurd (en deze is ontvangen), dan wel of hij daartoe na het sturen van de veertiendagenbrief nog nadere incassohandelingen dient te verrichten.” (onderstreping toegevoegd, AG).
5.4 Vormvoorschrift aanmaning en ontvangstIn de parlementaire geschiedenis is naar voren gekomen dat de schuldeiser kan kiezen voor aangetekende verzending van de aanmaning teneinde er zeker van te zijn dat de aanmaning is ontvangen en vervolgens de termijn van 14 dagen gaat lopen. Hieruit volgt als uitgangspunt dat de aanmaning schriftelijk gedaan wordt. Dit roept de vraag op of ook een digitaal verzonden aanmaning, die overigens voldoet aan het bepaalde van art. 6:96 lid 6 BW, een toereikende basis voor gevorderde incassokosten oplevert. De werkgroep is van mening dat volstaan kan worden met een schriftelijke of digitale aanmaning zolang de schuldeiser kan aantonen dat de aanmaning de schuldenaar heeft bereikt (…).” [14]
vraag e. [20] Conform de hoofdregel van art. 150 Rv, dient de schuldeiser die aanspraak maakt op betaling van de buitengerechtelijke incassokosten op de voet van het Besluit voldoende feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen, waaruit kan worden afgeleid wanneer de veertiendagentermijn is aangevangen (waaruit dan vanzelf volgt wanneer deze is geëindigd).
6. Stelplicht
datde veertiendagenbrief is (verzonden en) ontvangen. Wil voldaan zijn aan de eisen van art. 6:96 lid 6 BW, dan zal immers ook voldoende duidelijk moeten zijn
wanneerdeze is ontvangen. De ontvangstdatum is immers relevant voor de berekening van de aanvang − op de daarop volgende dag − van de veertiendagentermijn en daarmee voor de periode waarin de schuldenaar de vordering nog kan voldoen zonder incassokosten conform het Besluit verschuldigd te worden.
vraag bde bezorging van een per gewone post verzonden veertiendagenbrief aan de orde. De vraag sterkt ertoe te vernemen of algemene uitgangspunten kunnen worden gehanteerd aan de hand waarvan kan worden aangenomen dat respectievelijk wanneer de veertiendagenbrief de consument heeft bereikt.
Nu in de verstekkenpraktijk niet valt vast te stellen wanneer de schuldenaar de aanmaning heeft ontvangen, wordt er bij de beoordeling uitgegaan van de veronderstelling dat de schuldenaar de aanmaning de dag na dagtekening ervan heeft ontvangen en dat de termijn van 14 dagen aldus twee dagen na de dagtekening van de aanmaning begint. Onjuiste aanzegging van de termijn leidt tot afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.” [24]
dat de termijn van veertien dagen gaat lopen de dag na aanmaning en niet, zoals in de brief van de voorzitter van het Team Kanton is neergelegd, twee dagen na dagtekening van de aanmaning.” Uit het vervolg van de overweging blijkt dat het hof daarmee slechts wijst op de wettelijke maatstaf, dat wil zeggen ‘de dag na aanmaning’, waarbij de dag van aanmaning aan de hand van art. 3:37 lid 3 BW wordt bepaald. Volgens het hof is een veertiendagentermijn die begint één dag na verzending van de brief namelijk een dag te kort. [25]
vragen b en ekunnen als volgt beantwoord worden. De schuldeiser die aanspraak maakt op betaling van de buitengerechtelijke incassokosten op de voet van het Besluit dient voldoende feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen, waaruit volgt wanneer de veertiendagentermijn is aangevangen.
Vraag dziet op het gevolg van een onjuiste vermelding van de termijn, in het bijzonder indien later blijkt dat de consument niet heeft betaald.
Het nieuwe systeem biedt de schuldenaar een kans zijn vordering alsnog binnen 14 dagen te voldoen, maar doet hij dat niet, dan zal de schuldenaar veel te verliezen hebben.” [33]
aanvangende de dag na aanmaning.” Ik lees hierin dat uit de veertienddagenbrief niet alleen moet blijken dat er nog een betalingstermijn van veertien dagen is, maar ook dat deze termijn aanvangt de dag na aanmaning.
de dag die volgt op de dag van ontvangst van de aanmaning. Het gaat mijns inziens echter te ver om te vereisen dat een veertiendagenbrief verwijst naar de dag na de dag van ontvangst van de aanmaning.
concrete datanog nader wordt gespecificeerd wanneer de veertiendagentermijn aanvangt of eindigt. [38]
onjuiste, verwarrende of misleidende informatie bevat over de aanvang of het einde van de termijn voldoet niet aan de wettelijke eisen. Een brief die de wettelijke formulering van de veertienddagentermijn bevat maar daaraan een
verkeerde aanvangs- of einddatumtoevoegt, voldoet in beginsel ook niet aan de wettelijke eisen. Zo is onjuist een brief waarin wordt vermeld of gesuggereerd dat de veertiendagentermijn aanvangt op de dag van dagtekening of verzending van de brief. [39] Een brief waarin wordt gesproken van “een termijn van veertien dagen na heden” is dan ook onvoldoende geacht, in een geval waarin werd geoordeeld dat daarmee werd gesuggereerd dat de termijn aanving op de dag van dagtekening van de brief. [40]
langere termijndan veertien dagen wordt geboden, mits daaruit voor de consument duidelijk volgt dat hij in ieder geval veertien dagen na aanmaning de tijd heeft om te betalen (bijvoorbeeld “aangemaand tot betaling binnen een termijn drie weken, aanvangende de dag na aanmaning.”). Het staat de schuldeiser vrij om de schuldenaar meer tijd te gunnen alvorens deze de incassokosten conform het Besluit verschuldigd wordt, terwijl tekst noch ratio van art. 6:96 lid 6 BW vereisen dat ook in dat geval de brief tevens de wettelijke (minimum)termijn van veertien dagen vermeldt. [42]
vraag cluidt naar mijn mening, dat uit de veertiendagenbrief voor de consument-schuldenaar duidelijk moet blijken dat hij beschikt over een termijn van veertien dagen, aanvangende de dag na aanmaning, om betaling te verrichten zonder de incassokosten conform het Besluit verschuldigd te worden. Een veertiendagenbrief die onjuiste, verwarrende of misleidende informatie bevat over de aanvang of het einde van de termijn voldoet niet aan de wettelijke eisen.
vraag dluidt naar mijn mening dat wanneer een brief niet voldoet aan de eisen van art. 6:96 lid 6 BW daaraan niet het rechtsgevolg toekomt dat de consument-schuldenaar de incassokosten conform het Besluit verschuldigd wordt. De consument-schuldenaar dient een laatste kans te krijgen om te betalen gedurende een volledige periode van veertien dagen. Dit wordt niet anders indien de schuldenaar heeft aangegeven niet te kunnen betalen.
vraag fwordt aan de orde gesteld of het voor de beantwoording van de eerder behandelde vragen verschil maakt of het een verstekzaak of een zaak op tegenspraak betreft en of het bij een zaak op tegenspraak nog uitmaakt of er wel of geen verweer gevoerd is ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten.
vraag fzou mijns inziens als volgt dienen te luiden. De wet formuleert dwingend een aantal eisen waaraan moet zijn voldaan alvorens de consument-schuldenaar incassokosten conform het Besluit verschuldigd is. De rechter dient daarom te toetsen of de schuldeiser voldoende heeft gesteld om aan te nemen dat aan deze eisen is voldaan, zowel in verstekzaken als bij ontbreken van een specifiek daarop gericht verweer van de in de procedure verschenen consument-schuldenaar. De rechter dient daartoe onder meer te beschikken over gegevens met betrekking tot de (verzend)datum van de veertiendagenbrief (om aan de hand daarvan, behoudens betwisting van (het moment van) ontvangst, een ontvangstdatum en de daaropvolgende aanvang van de veertiendagentermijn te kunnen bepalen) en de inhoud van de veertiendagenbrief (om de aanzegging van de verschuldigde kosten en de aan de consument-schuldenaar verstrekte informatie over de veertiendagentermijn te kunnen beoordelen).