Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Vonnis van de kantonrechter van 30 september 2015 (bij vervroeging)
de rechtspersoon naar buitenlands (Zweeds) recht HOIST KREDIT AB
[gedaagde]
De procedure
mondelinggemachtigd had).
Het geschil
De beoordeling
alsdeze door de geadresseerde ontvangen is en
vanaf het moment datdie ontvangst vaststaat. Met de veel te gebrekkig onderbouwde vorderingen tot betaling van vervallen geachte wettelijke rente en tot vergoeding van incassokosten kan Hoist in gemoede niet volhouden recht te kunnen uitoefenen op voldoening van bedragen van € 61,21 respectievelijk € 543,12 die zij wel in haar cijferopstelling meeneemt, noch op bedragen die afgestemd zijn op de thans toe te wijzen aanzienlijk lagere hoofdsom. De in het voorgaande (onder het kopje
de vordering)uitvoerig weergegeven stellingen van Hoist op die onderdelen zijn absoluut ontoereikend en moeten zelfs als inconsistent en deels onlogisch aangemerkt worden. Omdat bovenop het ontbreken van een deugdelijke feitelijke grondslag komt dat Hoist nalaat een op het intreden van betalingsverzuim gericht specifiek bewijsaanbod te doen, moeten de nevenvorderingen terstond afgewezen worden en kan Hoist hoogstens recht doen gelden op wettelijke rente over de resterende hoofdsom vanaf 6 mei 2015, de datum waartegen [gedaagde] gedagvaard is. Betalingsverzuim aan de kant van [gedaagde] wordt immers geacht pas door de daad van dagvaarding ontstaan te zijn en wel per de datum waartegen [gedaagde] in rechte opgeroepen is.