ECLI:NL:RBNHO:2016:1762
Rechtbank Noord-Holland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot terugbetaling van belastingteruggave na echtscheiding en ongerechtvaardigde verrijking
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 februari 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee voormalige echtgenoten. De eiseres, aangeduid als [de vrouw], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, aangeduid als [de man], met betrekking tot een belastingteruggave die door de belastingdienst op de zakelijke rekening van de man was gestort. De vrouw vorderde een bedrag van € 4.680,00, bestaande uit een hoofdsom van € 4.180,00 en € 500,00 aan buitengerechtelijke kosten, alsook wettelijke rente. De vrouw stelde dat de man ongerechtvaardigd was verrijkt door de teruggave die hem ten onrechte was uitbetaald, terwijl deze teruggave aan haar had moeten worden betaald.
De man betwistte de vordering en voerde aan dat er sprake was van finale kwijting op basis van een vaststellingsovereenkomst die partijen na hun echtscheiding hadden gesloten. De kantonrechter oordeelde dat de vaststellingsovereenkomst niet in de weg stond aan de vordering van de vrouw, omdat de teruggaven van de belastingdienst na de sluiting van de overeenkomst waren ontvangen. De rechter concludeerde dat de man ongerechtvaardigd was verrijkt, aangezien de bedragen ten koste van de vrouw waren ontvangen.
De kantonrechter heeft de vordering van de vrouw tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.180,00 toegewezen, maar de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen als voormalig echtelieden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.