ECLI:NL:HR:2013:BZ4104
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vervallen van het terugkooprecht en de werking van schriftelijke verklaringen in het verbintenissenrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen Centavos B.V. en een verweerster over de verval van een terugkooprecht. De verweerster had onroerende zaken verkocht aan twee personen, waarbij een recht van terugkoop was overeengekomen dat zou vervallen indien het niet binnen twaalf maanden na de verkoop was uitgeoefend. Centavos, de koper, stelde dat het terugkooprecht was vervallen omdat de verweerster niet tijdig had gereageerd op aanmaningen die naar haar postbus waren gestuurd. De verweerster betwistte echter dat zij de aanmaningen had ontvangen, met uitzondering van één, en voerde aan dat de postbus tijdelijk geblokkeerd was geweest.
De rechtbank had de vorderingen van de verweerster afgewezen, maar het hof oordeelde dat de aanmaningen haar niet hadden bereikt, waardoor de vorderingen toewijsbaar waren. De Hoge Raad heeft de arresten van het hof vernietigd en geoordeeld dat de aanmaningen die naar de postbus van de verweerster waren gestuurd, niet als rechtsgeldig waren aangemerkt, omdat Centavos niet had aangetoond dat de postbus als correspondentieadres was aangewezen. De Hoge Raad benadrukte dat een schriftelijke verklaring de geadresseerde moet hebben bereikt om rechtsgevolgen te hebben, en dat de afzender moet kunnen aantonen dat de verklaring naar een adres is verzonden waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde daar bereikbaar was.
De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, en heeft Centavos in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de uitleg van artikel 3:37 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat betrekking heeft op de ontvangst van schriftelijke verklaringen.