ECLI:NL:HR:2009:BJ8725
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Bewijslastverdeling in huurgeschil over achterstallige huurtermijnen en ontbinding huurovereenkomst
In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [eiser] en [verweerder] waarbij de Hoge Raad zich buigt over de bewijslastverdeling in het kader van een vordering tot nakoming van huurbetalingen. De rechtbank Maastricht had op 6 juli 2005 een verstekvonnis uitgesproken waarin de huurovereenkomst tussen de partijen werd ontbonden en [eiser] werd veroordeeld tot ontruiming van het appartement en betaling van achterstallige huur. [Eiser] heeft vervolgens de rechtbank gedagvaard om het verstekvonnis te vernietigen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen en het verstekvonnis bekrachtigd. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 20 november 2007 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd.
In cassatie heeft [eiser] de vraag aan de Hoge Raad voorgelegd of de bewijslast met betrekking tot de achterstallige huur bij hem ligt of bij [verweerder]. De Hoge Raad oordeelt dat de bewijslast in beginsel op de huurder rust, maar dat in dit geval [eiser] zich beroept op een bevrijdend verweer, namelijk dat hij de huur heeft betaald. De Hoge Raad bevestigt dat [eiser] in dat geval de bewijslast draagt om dit verweer te onderbouwen. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en bevestigt de eerdere uitspraken, waarbij [eiser] in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld.
Deze uitspraak benadrukt de belangrijke rol van de bewijslastverdeling in huurgeschillen en de noodzaak voor huurders om hun stellingen adequaat te onderbouwen, vooral wanneer zij zich beroepen op verweren die de betalingsverplichting kunnen ontzenuwen.