Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
De vordering (inclusief wijze van presentatie) en het daartegen gerichte verweer
vorderdebij exploot de veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van een bedrag van € 253,61, te vermeerderen met de wettelijke rente over het volledige bedrag vanaf 7 mei 2015 (datum dagvaarding) tot de datum van volledige voldoening, alsmede tot betaling van de aan de zijde van CZ te liquideren proceskosten.
verminderdeCZ echter haar vordering met een bedrag van € 204,15 waarvan opgemerkt is dat dit op 4 mei 2015 (dat wil zeggen drie dagen voorafgaand aan dagvaarding) door de gemachtigde van CZ ontvangen was, doch waarvan in het exploot van dagvaarding geen melding gemaakt was, terwijl zelfs de betalingsregeling als zodanig die aan de basis lag van deze betaling, geen vermelding in het exploot gekregen had.
aanvankelijkonbetaald gebleven was (volgens het exploot een reeks posten ‘eigen risico’ tot in totaal € 1 000,88 die zich uitstrekten over de kalenderjaren 2010 tot en met 2014), is ook niet te ontlenen of naast de basisverzekering tevens een aanvullende verzekering aangegaan is. Polissen of andere bescheiden zijn bij exploot niet in het geding gebracht, net zo min als facturen die zien op de desbetreffende posten, die slechts ‘gespecificeerd’ zijn naar periode en bedrag.
verweervan [gedaagde] is weliswaar beperkt gebleven tot één procesronde, maar daaruit kan en mag niet afgeleid worden dat hij de argumenten waarop hij zich eerder bij antwoord beriep, prijsgegeven heeft. Evenmin betekent dit dat de kantonrechter af zou mogen zien van ambtshalve toetsing (hoe marginaal ook) van de vordering van CZ aan de door haarzelf kenbaar gemaakte uitgangspunten, grondslagen en feitelijke onderbouwing.
3.De beoordeling
eventuelerestant van een vordering in ‘dit dossier’.
ookaan deze vordering toegerekend wenst te zien) heeft dan tot resultaat dat [gedaagde] per datum dagvaarding al in totaal € 1 160,61 afgelost had. Aanzienlijk meer dan de oorspronkelijke hoofdsom van € 1 000,88 en zelfs in de buurt komend van het namens CZ bij het aangaan van de regeling genoemde bedrag. In dat bedrag van € 1 178,78 waren (hoogstwaarschijnlijk ten onrechte, maar in ieder geval onzichtbaar!) tevens bedragen aan rente en kosten aan [gedaagde] doorberekend.