ECLI:NL:PHR:2024:356

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
23/01173
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/01173

Zitting2 april 2024
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.

Inleiding

1. De verdachte is bij arrest van 17 maart 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens “verkrachting” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Daarnaast heeft het hof beslist op de vordering van de benadeelde partij en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het arrest bepaald. [1]
2. Namens de verdachte heeft J. Boksem, advocaat in Leeuwarden, één middel van cassatie voorgesteld.

Het middel

3. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring slechts steunt op de verklaring van één getuige.
4. Voordat ik het middel bespreek, geef ik een overzicht van de rechtspraak over het bewijsminimum ten aanzien van de getuigenverklaring.
Overzicht van de rechtspraak over het bewijsminimum ten aanzien van de getuigenverklaring
5. De Hoge Raad heeft in zijn meest recente arresten over het bewijsminimum ten aanzien van de getuigenverklaring het volgende vooropgesteld:
“Volgens artikel 342 lid 2 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342 lid 2 Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van artikel 342 lid 2 Sv, maar daarover slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid geven door het beslissen van concrete gevallen. Opmerking verdient nog dat het bij de beoordeling in cassatie of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd.” [2]
6. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat het steunbewijs geen betrekking hoeft te hebben op de tenlastegelegde gedragingen. [3] Wel moet er een voldoende duidelijk verband zijn tussen de verklaring van de aangever en het steunbewijs. [4] De vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van de aangever, moet worden onderscheiden van de vraag of de verklaring van de aangever betrouwbaar is. [5] Dit neemt echter niet weg dat het steunbewijs kan dienen als controlemiddel voor de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever. [6]
7. Met name in zedenzaken speelt vaak de vraag of aan het bewijsminimum wordt voldaan. De feiten in deze zaken spelen immers in de regel tussen twee personen, waardoor als bewijsmiddel veelal alleen de verklaring van de aangever voorhanden is. De rechter dient in zo’n geval te beoordelen of sprake is van steunbewijs waardoor aan het bewijsminimum van art. 342 lid 2 Sv wordt voldaan. Daarvoor moeten er een of meer bewijsmiddelen zijn die steun bieden aan (onderdelen van) de verklaring van de aangever en in zoverre kunnen worden beschouwd als een controlemiddel ten behoeve van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing en daarmee de bewezenverklaring.
8. Hieronder geef ik een overzicht van categorieën van bewijsmiddelen die in de praktijk als steunbewijs worden gebruikt. Ik bespreek achtereenvolgens:
a) bewijsmiddelen over de emotie bij het slachtoffer na het delict (onder 9),
b) bewijsmiddelen die een uitlating van de verdachte inhouden (onder 10),
c) bewijsmiddelen met foto’s, video’s of de belgeschiedenis van de verdachte (onder 11),
d) schakelbewijs (onder 12),
e) bewijsmiddelen over een specifieke handelswijze van de verdachte (onder 13),
f) bewijsmiddelen met medische gegevens (onder 14) en
g) bewijsmiddelen over de aanwezigheid van de verdachte bij het delict (onder 15).
a)
bewijsmiddelen over de emotie bij het slachtoffer na het delict
9. Een eerste en veel voorkomende categorie wordt gevormd door bewijsmiddelen over de emotie bij het slachtoffer na het delict. [7] Deze bewijsmiddelen kunnen zelfstandig voldoende steunbewijs opleveren. Het tijdsverloop is daarbij relevant. Meestal gaat het om bewijsmiddelen waaruit emoties blijken die direct na het incident zijn waargenomen. Illustratief is een zaak waarin het slachtoffer meteen na het incident naar een goede vriendin was gelopen die vervolgens verklaarde dat het slachtoffer overstuur aanbelde en vertelde dat de verdachte “zijn klauwen niet thuis kon houden” en die ook verklaarde dat de aangeefster schokte en trilde, en waarin de moeder van de aangeefster had verklaard dat zij kort na het incident telefonisch hoorde dat de stem van de aangeefster anders was. [8] Ook illustratief is een zaak waarin als steunbewijs gebruik is gemaakt van verklaringen die inhouden dat het slachtoffer er kort na het incident niet goed uit zag en vertelde seksueel en fysiek te zijn aangevallen, dat agenten kort na de aanval de aangeefster zagen huilen en dat de aangeefster wederom huilde in een informatief gesprek. [9] Maar niet alleen waargenomen emoties kort na het delict kunnen voldoende steunbewijs opleveren. Zo heeft de Hoge Raad een bewezenverklaring in stand gelaten die mede steunde op verklaringen dat het slachtoffer meermalen in de klas was gebeld door de verdachte waarna het slachtoffer in paniek was en huilde. [10] Verder heeft de Hoge Raad een bewezenverklaring in stand gelaten waarbij als steunbewijs was gebruikt dat de moeder van de aangeefster zes weken na het delict emoties had waargenomen bij haar dochter toen zij voor het eerst over het misbruik vertelde, in combinatie met de vaststelling dat de aangeefster op de pleegdatum bij de verdachte had gelogeerd. [11] De Hoge Raad heeft wel gecasseerd in een zaak waarin als steunbewijs was gebruikt een verklaring die inhield dat enige tijd na het strafbare feit emoties of gedragsveranderingen bij het slachtoffer in haar slaap waren waargenomen; het verband met de verklaring over het strafbare feit was te zwak. [12] Ook heeft de Hoge Raad gecasseerd in een zaak waarin het hof een door de verdachte gegeven alternatieve verklaring voor de emoties bij het slachtoffer niet had weerlegd. [13] De geconstateerde emoties kunnen dan niet als steunbewijs voor het strafbare feit gelden.
b)
bewijsmiddelen die een uitlating van de verdachte inhouden
10. Een tweede categorie wordt gevormd door bewijsmiddelen die een uitlating van de verdachte inhouden. Ook een dergelijk bewijsmiddel kan zelfstandig voldoende steunbewijs opleveren. Zo kunnen als steunbewijs WhatsApp-berichten met een onmiskenbaar seksuele strekking worden gebruikt als de verdachte en het slachtoffer verschillend verklaren over de vraag of ze seks hebben gehad. [14] Ook liet de Hoge Raad een bewezenverklaring in stand waarvoor als steunbewijs een verklaring van de verdachte tegenover zijn vrouw was gebruikt. [15] Tot slot liet de Hoge Raad een bewezenverklaring in stand die mede steunde op een transcriptie van een telefoongesprek waarin de verdachte aangaf dat er “dingen zijn gebeurd die niet hadden mogen gebeuren” en wie het slachtoffer was, en daarnaast op de verklaring van de verdachte over het gebruik van MSN en over het telefoongesprek. [16]
c)
bewijsmiddelen met foto’s, video’s of de belgeschiedenis van de verdachte
11. Een derde categorie wordt gevormd door foto’s, video’s en informatie over de belgeschiedenis van de verdachte. Dit materiaal kan als steunbewijs voldoende zijn als daaruit aannemelijk wordt dat er seksuele gedragingen tussen de verdachte en het slachtoffer hebben plaatsgevonden. Zo kunnen bewijsmiddelen worden gebruikt over op de telefoon van de verdachte aangetroffen naaktfoto’s van het slachtoffer, WhatsApp-berichten en gegevens over het belgedrag tussen de verdachte en het slachtoffer in de tenlastegelegde periode. [17]
d)
schakelbewijs
12. Een vierde categorie wordt gevormd door schakelbewijs. In zo’n bewijsconstructie worden verklaringen van verschillende aangevers van verschillende delicten gebruikt om elkaar te ondersteunen, omdat de handelswijze van de verdachte op essentiële punten overeenkomt. Het steunbewijs is dus een verklaring van een aangever in een andere vergelijkbare zaak tegen dezelfde verdachte; die verklaring ziet dus op een andere bewezenverklaring. Zo heeft de Hoge Raad door middel van een schakelbewijsconstructie voldoende steunbewijs aanwezig geacht toen tot twee bewezenverklaringen was gekomen in vergelijkbare zaken waarbij er in slechts één zaak op zichzelf bezien voldoende steunbewijs was. [18] Hetzelfde geldt voor een zaak waarin het hof had vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefsters elkaar over en weer ondersteunen wat betreft de aard van de ontuchtige handelingen gepleegd door de verdachte en de wijze waarop die handelingen in de woning van de verdachte plaatsvonden, naast een verklaring van een intern begeleidster van de school van een van de slachtoffers. [19] Ook kan worden gewezen op een zaak waarin de Hoge Raad – naast ander steunbewijs – erop wees dat het hof in aanmerking had genomen dat de verklaringen van de twee slachtoffers overeenkomen op essentiële onderdelen, namelijk waar het gaat om door hen waargenomen gedragingen van de verdachte. [20] Dat geldt ook voor een zaak tegen een dansleraar die twee slachtoffers op dezelfde manier had misbruikt. [21] Een laatste voorbeeld is een zaak waarin de Hoge Raad een veroordeling in stand liet van een verdachte die drie personen op een vergelijkbare manier had misbruikt. Het hof paste in zijn bewijsmotivering een schakelbewijsconstructie toe en gebruikte als extra bewijsmiddel – maar dat bewijsmiddel lijkt mij als steunbewijs zelf niet voldoende – een verklaring van de moeder van een van de slachtoffers dat de verdachte handtastelijk is naar jonge meisjes en aan “kleptomanie” lijdt, waaronder zij verstaat dat hij haar dochter “lastig gaat vallen” en “aan dingen gaat zitten waar hij niet aan mag zitten”. [22]
e)
bewijsmiddelen over een specifieke handelswijze van de verdachte
13. Een vijfde categorie wordt gevormd door bewijsmiddelen over een specifieke handelswijze van de verdachte. Zo heeft de Hoge Raad een veroordeling in stand gelaten in een zaak waarin de aangeefster verklaarde dat de verdachte, haar oom, pornoboekjes gebruikte bij het misbruik in de slaapkamer van haar ouders, en waarin de verdachte zelf had verklaard dat de kast van zijn zus vol lag met pornoromans en dat er seksboekjes lagen boven in de slaapkamer op een kast in een tas. [23] Kennelijk was de Hoge Raad van oordeel dat deze kennis bij de verdachte aannemelijk maakt dat de verklaring van de aangeefster over de plaats van het misbruik en het gebruik van de boekjes klopt. [24] Hetzelfde geldt voor een zaak waarin de vrouw van de verdachte een specifieke door het slachtoffer geschetste handelswijze van de verdachte bevestigde, namelijk dat de verdachte drie zakdoeken uitgespreid neerlegde en daarna gebruikte voor het afvegen van het zaad. [25] De gedachte achter die bewijsconstructie is dat de handelswijze zo specifiek is voor de verdachte en de tenlastegelegde gedraging dat het slachtoffer dit niet kan hebben geweten als het delict niet had plaatsgevonden. Een verklaring van een getuige die de handelswijze bevestigt, is dan op zichzelf voldoende als steunbewijs. Tot slot kan worden gewezen op een zaak waarin als steunbewijs voldoende was een verklaring van de moeder van de aangeefster over enkele specifieke punten, waaronder dat de aangeefster een cavia op zolder had waar zij vaak samen met de verdachte zat, dat de verdachte een deuntje floot waarna hij en de aangeefster weggingen, en dat de verdachte en de aangeefster wel “even naar de Action” gingen. [26]
f)
bewijsmiddelen met medische gegevens
14. Een zesde categorie wordt gevormd door bewijsmiddelen met medische gegevens, zoals uittreksels van het medische dossier van het slachtoffer of verklaringen van artsen over het letsel. Die zijn op zichzelf niet zonder meer voldoende als steunbewijs. Zo vond de Hoge Raad in een bewijsconstructie met veel gegevens uit het medische dossier van het slachtoffer met name een verklaring van de verdachte redengevend als steunbewijs. [27] Wel heeft de Hoge Raad in een andere zaak steunbewijs over de medische gevolgen van het tenlastegelegde slaan tegen het gezicht voldoende geacht: een waarneming van een getuige van een blauw-geel gekleurd oog bij het slachtoffer na een mishandeling. [28]
g)
bewijsmiddelen over de aanwezigheid van de verdachte bij het delict
15. Een zevende categorie wordt tot slot gevormd door bewijsmiddelen waaruit de aanwezigheid van de verdachte bij het delict blijkt. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om DNA-bewijs, camerabeelden of verklaringen. Deze bewijsmiddelen zijn zelf in beginsel niet voldoende als steunbewijs. De Hoge Raad heeft bewijsmiddelen over aangetroffen DNA wel voldoende geacht in combinatie met ander steunbewijs zoals een getuigenverklaring over het aantreffen van de aangeefster in emotionele toestand met een kapotte paraplu waarover zij verklaarde de verdachten daarmee geslagen te hebben, [29] of een getuigenverklaring over de aanwezigheid van de aangeefster in de woning van de verdachte. [30] Een bewijsmiddel over de gelijke locatie van de verdachte en het slachtoffer is voldoende geacht in combinatie met een bewijsmiddel over het voornemen van de verdachte daar seks met het slachtoffer te hebben. [31] Deze bewijsmiddelen kunnen ook worden gebruikt in een bewijsmotivering waarin mede wordt betrokken dat de door de verdachte gegeven verklaring voor het aangetroffen DNA-bewijs ongeloofwaardig is, ook als die verklaring zelf niet voor het bewijs wordt gebruikt als kennelijk leugenachtige verklaring. [32]
De bespreking van het middel
16. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in de nacht van 8 op 9 februari 2020 te [plaats] door een feitelijkheid, te weten:
- door een zeker overwicht op haar uit te oefenen, met woorden als: “Heb je wel eens seks gehad, ben je wel eens gevingerd” en “Vertrouw je mij nog steeds nu je weet wat ik ga doen” en “Andere jongens verneuken je, het moet wel goed gebeuren” en “Ik weet precies hoe het moet gebeuren” en “Je vindt het wel lekker” en “Werk nu even mee [slachtoffer] en
- door steeds verder te gaan in het haar aanraken, terwijl zij aangaf dat niet te willen en
- door haar string en panty naar beneden te trekken,
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2004) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het haar (tong)zoenen, en/of
- het aanraken van haar borsten, en/of
- het aanraken tussen haar keel en haar borsten, en/of
- het met zijn hand over haar been gaan, en/of
- het aanraken en/of knijpen in haar billen en/of
- het onverhoeds brengen van één of meer van zijn vinger(s) in haar vagina.”
17. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. De door verdachte ter zitting van de rechtbank van 19 november 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
[slachtoffer] sliep in de nacht van 8 op 9 februari 2020 bij mij thuis op de bank (
het hof begrijpt: in verdachtes toenmalige woning aan de [a-straat 1] te [plaats] ).
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprekzeden van 12 februari 2020, opgenomen op pagina 78 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020037163 van 30 december 2020, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Informatief gesprek met [slachtoffer] .
Wat is er globaal gebeurd:
“Ik sliep in de nacht van zaterdag 8 februari op zondag 9 februari 2020 bij mijn tante op het adres van [verdachte] . Mijn tante en ik waren op stap geweest. [verdachte] kwam later ook. Met zijn drieën zijn wij naar huis gegaan. Mijn tante ging al snel op bed. [verdachte] en ik zaten nog in de woonkamer. [verdachte] begon vragen te stellen in de trant van: “Of ik al eens iets met jongens had gedaan, of ik wel eens iets met mijzelf had gedaan en of ik hem vertrouwde.” Plotseling begon hij aan mij te zitten. Hij raakte mijn borsten aan. Ik vroeg hem: “wat doe je?” En ik schoof bij hem weg. Ook gaf hij mij een tongzoen. Hij pakte mij beet en raakte mij daar aan. Ook met zijn vingers raakte hij mij daar aan.”
Op vragen van verbalisanten wat “daar” was geeft aangeefster aan dat het haar vagina is en dat hij daar aan zat en ook met zijn vingers erin. [verdachte] had ook nog gezegd dat zij er niet over moest praten. Dat ze dat moest beloven.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 februari 2020, opgenomen op pagina 81 en verder van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
A: Mijn tante [betrokkene 1] en ik waren op stap geweest. Toen kwamen we thuis. We zaten er toen met zijn drieën, want [verdachte] , de vriend van [betrokkene 1] , was ook thuis. Mijn tante was dronken en die ging op bed. Thuis zaten we met zijn tweeën in de kamer en we waren wat aan het praten. [verdachte] begon toen rare vragen aan mij te stellen. “Heb je wel eens seks gehad of heb je jezelf wel eens gevingerd”. En hij vroeg of ik wel wist wat bepaalde woorden die over seks gingen, of ik wel snapte wat die betekenden. Iets met squirten. Heel veel dingen wist ik niet wat die betekenden en die legde hij uit. Hij vroeg of ik bang voor hem was. Ik zei nee want ik kende hem natuurlijk al wel. Hij vroeg ook of ik hem vertrouwde. Ik zei van ja, maar ik wist niet wat hij daar mee bedoelde. En hij knuffelde mij. En hij ging aan mij zitten en daarna vroeg hij: “Vertrouw je mij nog steeds nu je weet wat ik ga doen.” Ik vroeg wat hij daarmee bedoelde, maar toen zei hij niks meer. Toen ging hij steeds verder met het aanraken van mij. Ik zei een paar keer stop en dan stopte hij. Hij vroeg dan ook aan mij of ik bang voor hem was. Ik was ontzettend bang, maar ik zei dat niet. Hij begon op een gegeven moment mij te zoenen, als ik weg wilde draaien dan pakte hij met zijn handen mijn hoofd vast en dan begon hij mij weer te zoenen. Hij stelde tussendoor wel meer vragen zoals “we zijn wel samen vaker intiem geweest, weet je dat nog wel?” Toen zei ik van nee, wat bedoel je daar dan mee. Daar zei hij niks op. Hij zei ook “heeft iemand je wel eens gevingerd”, ik zei nee. “Andere jongens verneuken je en het moet wel goed gebeuren” en “ik weet precies hoe het goed moet gebeuren”. Toen ging hij steeds verder bij mij. Ik drukte zijn hand een paar keer weg. Hij zei dat ik het wel lekker vond, omdat mijn poes zeiknat was. Ik keek hem toen niet meer aan. Hij ging wel aan mij zitten. Opeens begon hij mij te vingeren en toen heb ik hem een paar keer weggedrukt, maar hij ging door. Hij draaide toen de stoel waar ik op zat naar hem toe en deed zijn knie tussen mijn benen zodat mijn benen niet dicht konden. Toen ging hij mij weer vingeren. Toen heb ik hem weer een paar keer weggedrukt, maar hij ging door. Hij heeft toen ook mijn kleren van mij afgerukt. De stoel waar ik op zat had wieltjes en toen heb ik mijzelf wegdrukt van hem. Hij vroeg weer of ik bang voor hem was. Hij zei dat wij moesten praten over wat er gebeurd was. Ik zei dat ik er niet met hem over wilde praten. Hij zei dat ik op de bank moest gaan liggen, dat hij de hond naar buiten zou doen. Ik moest er ook een hand op leggen dat ik er niet over zou praten. Ik wilde niet op de bank gaan liggen omdat ik bang was. Ik negeerde hem. Hij zei steeds dat we er over moesten praten maar dat wilde ik niet. Hij ging toen naar boven en toen ben ik op de bank gaan liggen.
V: Wanneer was dit?
A: 9 februari 2020, van zaterdag op zondag. Eigenlijk zondagmorgen.
V: Waar was dit?
A: Bij [verdachte] zijn huis, [a-straat ] .
V: Toen [betrokkene 1] op bed ging, waar zijn jullie dan?
A: Bij de grote tafel, het is 1 grote ruimte.
V: Welke afspraken hebben jullie gemaakt over het slapen?
A: Ik zou op de bank slapen want ze hebben maar 1 bed en daar slapen [verdachte] en [betrokkene 1] .
V: Op een gegeven moment knuffelt [verdachte] jou, hoe ging dat?
A: Hij sloeg een arm om mij heen. Dat was de linkerarm. Deze kwam om mij nek. Hij drukte mijn hoofd als het ware tegen zijn borst.
V: Daarna begon hij aan jou te zitten, waaraan?
A: Hij raakte mij aan tussen mijn keel en mijn borsten. En mijn benen.
V: In hoeverre was dat over of onder de kleding?
A: Mijn shirtje was diep uitgesneden, dus hij raakte mij op de blote huid aan.
V: Waar raakte hij je aan bij jouw benen?
A: Hij ging heen en weer met zijn hand over mijn rechterbeen.
V: Tot hoever ging dat aanraken?
A: Wel tot aan mijn kruis. En als hij in de buurt kwam dan kneep hij ook even in mijn been.
V: In hoeverre had hij jou nog vast toen hij jou aaide?
A: Met de arm die hij om mij heen had geslagen aaide hij mij over mijn borstgedeelte, gedeelte tussen de keel en de borsten. En met zijn rechterhand aaide hij mij over mijn been. Dat ging tegelijk.
V: Toen vroeg hij “vertrouw je mij nog steeds nu je weet wat ik ga doen”, wat dacht jij wat hij daarmee bedoelde?
A: Of ik hem vertrouwde dat hij aan mij ging zitten.
V: Je zei een paar keer stop?
A: Nee ik zei: “hou op [verdachte] ”. Ik denk dat ik dit wel 4 a 5 keer heb gezegd.
V: Hoe reageerde [verdachte] daarop?
A: Hij stopte even, maar ging dan weer door met het aanraken en het vingeren.
V: Op een gegeven moment probeerde hij je te zoenen, wat bedoel je daarmee?
A: Hij probeerde zijn tong naar binnen te drukken en dat is ook een paar keer gelukt, ik probeerde mijn mond dicht te houden. Maar [verdachte] pakte mij bij mijn kaken en wang en duwde als het ware mijn mond open. Zo is het hem gelukt om zijn tong naar binnen te drukken.
V: Op een gegeven moment zegt [verdachte] dat je poes zeiknat is hoe weet hij dat?
A: Hij zit er dan aan. Eerst had ik mijn panty en string nog aan en toen zat hij er dus aan en toen zei hij je vindt het wel lekker want je poes is zeiknat.
V: Hoe kon hij daar aan zitten?
A: Hij duwde mijn benen uit elkaar en de tweede keer deed hij zijn knie tussen mijn benen.
V: Hoe komt hij dan tussen je benen?
A: Via mijn knieën de voeten uit elkaar te duwen en met zijn hand er heen te gaan.
V: Waarheen?
A: Naar mijn vagina.
V: Hoe gaat dat dan?
A: Eerst over de kleding.
V: Wat raakt hij dan aan?
A: Officieel de string, maar wel bij de vagina.
V: Bedoel je de string of de panty?
A; Ja de panty zat er ook nog over heen.
V: Wat doet zijn hand bij jouw vagina?
A: Ja eerst voelen en dan er over heen. Met zijn vingers.
V: En dan?
A: Ja ik had hem een paar keer weggedrukt. Op het laatst scheurde hij mijn string en panty uit en ging hij met zijn vingers in mijn vagina.
V: Hoe ging dat dan precies dat hij je panty en string uitscheurt?
A: Hij pakte het van boven en scheurde het naar beneden. Ik zit dan op de stoel.
V: Hoe kan hij daar dan bij komen?
A: Hij had mijn stoel op dat moment gedraaid. Hij had de bovenkant van mijn panty en de zijkant van de string vast gepakt.
V: En toen?
A: Toen begon hij meer weer aan te raken en te vingeren.
V: Wat versta je onder vingeren?
A: Vingers in de vagina.
V: Wat gebeurd er bij het vingeren?
A: Ik heb hem een paar keer weggeslagen. Hij reageerde boos en hij zei: “werk nu mee [slachtoffer] .” Toen begon hij weer aan mij te zitten en toen sloeg ik zijn hand weg en toen stopte hij. Hij zei toen ook dat we er over moesten praten en hij zei dat hij mij geen pijn wilde doen. Hij vroeg mij ook of hij mij pijn had gedaan en daar antwoordde ik van nee op. Hij zei dat ik het tegen niemand mocht zeggen en dat ik daar de hand op moest leggen. Hij zei ook dat we er over moesten praten en dat wilde ik niet.
V: Wat deed [verdachte] bij jouw vagina?
A: Hij wreef over de vagina en hij zat met zijn vingers in mijn vagina.
V: Hoeveel vingers zat hij in jouw vagina.
A: Sowieso twee.
V:. Zijn er naast deze dingen nog meerdere keren gebeurd.
A: Hij heeft over mijn kont geknepen. Toen waren mijn panty en string uit. Dat was nadat hij mij had gevingerd. Het was aan de zijkant van mijn billen. Hij deed het met twee handen. Hij kneep daar 1 keer.
V: Wat maakte dat het stopte?
A: Hij stopte in 1 keer. Ik had hem toen ook nog een keer weggeduwd, na het moment van het vastpakken van de zijkant van de billen.
V: Hoe heeft [verdachte] kunnen weten dat jij dit niet wilde?
A: Toen ik zijn hand steeds wegduwde en ik zei dat ik nee zei. Ook draaide ik weg met mijn hoofd en negeerde hem. En ik verdraaide mijn stoel.
V: Je tante ligt boven op bed, wat maakt dat je niet schreeuwt of andere manier de aandacht trekt?
A: Ik was bang voor hem. Ik heb er ook niet aan gedacht.
V: Zijn er nog dingen die je wilt vertellen?
A: Ik weet niet of het belangrijk is maar [verdachte] heeft tussentijds nog wel genoemd dat ik een bloedmooie vrouw was en dat ik mij nergens voor hoefde te schamen. Dat was nadat ik zijn hand een keer had weggeslagen en mijn hoofd weg draaide.
V: Aan wie heb jij als eerste verteld wat jou is overkomen?
A: Ik heb niet alles verteld maar aan een klasgenoot heb ik gezegd dat ik dacht dat ik verkracht was. Ik wist niet zeker of het wel verkrachting was. Ik heb wel wat opgezocht op internet en daar zag ik dat het over binnendringen van een voorwerp, vingers of geslachtsdeel.
V: Wanneer heb je dit opgezocht?
A: Die maandag erna.
V; Wat zei je klasgenoot [betrokkene 2] ?
A: Je moet het tegen een volwassen persoon zeggen. Ik heb het toen aan de mentor verteld en die zei dat hij de
vertrouwen persoon inschakelde omdat hij niet zo goed wist wat hij er mee moest.
V: Wanneer heb je dit verteld?
A: Maandag 10 februari.
V: Wat is er daarna nog gebeurd?
A: Ik moest mijn mem bellen of ze op school wilde komen. Mijn mem zei: “wat heb je nu weer geflikt?” Ik had de telefoon op luidspreker en toen zei [betrokkene 3] dat ik niks had geflikt en ze vroeg of mijn mem naar school wilde komen. [betrokkene 2] ging toen terug naar de les en ik bleef in een hokje op school wachten tot mem er was. [betrokkene 3] haalde mem op en toen zag ze aan mijn hoofd dat er wel wat aan de hand was. Mem vroeg wat er was en ik zei: “ [verdachte] heeft mij gevingerd”. Toen moest mem huilen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 19 maart 2020, opgenomen op pagina 119 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4] :
A: We zaten in de klas. [slachtoffer] (
het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer]) was al stil en moest wat huilen. Ze vroeg of ik wilde praten met haar. Ik zei tegen de leraar dat we de klas uitgingen. Ze zei dat ze een soort van verkracht was, door een vriend van haar moeder. Ze was bij een kroegentocht met haar tante en die vriend was de vriend van die tante. Ik zei dat ze het tegen de leraar moest vertellen, maar dat wilde ze eerst niet, dat was ook een man. Ik heb de leraar opgehaald. Hij wist niet wat hij ermee moest. Toen is een teamleider erbij gehaald en hebben we met z’n allen gepraat. Daarna is de moeder van [slachtoffer] gebeld.
V: Oke, je was met [slachtoffer] . Wat vertelde ze je precies?
A: Ze zei dat ze een soort van verkracht was. Ik vroeg hoe dat was gebeurd. Ze zei dat ze daar sliep met die man en haar tante. Haar tante lag al op bed. Hij ging aan haar zitten, zei ze. Ze zei ook dat ze “stop” had gezegd.
V: Wat zei [slachtoffer] jou over de seksuele handelingen?
A: Er was niet gesekst, maar wel gevingerd.
V: Wie heeft haar dan gevingerd?
A: [verdachte] .
V: Je vertelde dat ze in de klas moest huilen. Wat merkte je aan haar?
A; Ze draaide zich om en ik zag dat ze moest huilen. Ze wilde met mij praten. Toen ben ik dus met haar meegegaan, de klas uit.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlage van 11 maart 2020, opgenomen op pagina 111 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 26 februari 2020 is aangifte gedaan door aangeefster [slachtoffer] ter zake een ten opzichte van haar gepleegd zedendelict. [slachtoffer] verklaarde dat zij op 10 februari 2020 een gesprek heeft gehad op school met haar mentor [betrokkene 5] en de vertrouwenspersoon [betrokkene 3] , beiden werkzaam op [school A] . Op 10 maart 2020 heb ik telefonisch contact gezocht met [betrokkene 5] . Na hem gevraagd te hebben hoe het gesprek was gegaan, gaf [betrokkene 5] aan dat hij met zijn collega [betrokkene 3] , graag een gespreksverslag wilde opmaken en dit ter beschikking van het onderzoeksteam wilde stellen. Op woensdag 11 maart 2020 heb ik, verbalisant, per mail een gespreksverslag ontvangen. Dit gespreksverslag wordt als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Bijlage:
Gespreksverslag opgesteld door: [betrokkene 5] (docent en mentor) en [betrokkene 3] (docent, leerlingbegeleider en vertrouwenspersoon) [school A] op woensdag 11 maart 2020.
Betreft: gesprek met leerling [slachtoffer] (geb. [geboortedatum] 2004) op maandag 10 februari 2020
[betrokkene 5] gaf wiskundeles aan zijn mentorklas 4K3 Z&W. Rond 13.00 uur vertrok [slachtoffer] met spoed uit het lokaal. Haar klasgenoot [betrokkene 2] ging achter haar aan. Na ongeveer 5 minuten kwam medeleerling [betrokkene 2] . terug met de vraag of meneer wilde komen “want er was iets ergs gebeurd”. [betrokkene 5] ging met [betrokkene 2] . mee en nam haar en [slachtoffer] . mee naar een aparte gespreksruimte. [slachtoffer] gaf aan: “Ik denk dat ik verkracht ben.” [betrokkene 5] heeft aangegeven dat dit "vreselijk" was en dat hij wel graag van haar wilde weten wat er precies was gebeurd. [slachtoffer] vertelde dat de vriend van haar tante afgelopen zaterdag 8 februari 2020 aan haar had gezeten. [slachtoffer] gaf nadrukkelijk aan dat ze tegen deze man had gezegd dat ze dit niet wilde. [betrokkene 5] gaf vervolgens aan dat hij niet de geschikte persoon is om [slachtoffer] verder te helpen en of hij [betrokkene 3] erbij mocht halen, omdat zij vertrouwenspersoon is en beter weet welke stappen er genomen moet worden. [slachtoffer] vond dit goed. [betrokkene 5] is naar [betrokkene 3] gegaan.
Tijdens mijn les rond 13.20 uur kwam mijn collega [betrokkene 5] mijn lokaal in met een hulpvraag. Op de gang vertelde hij mij kort dat zijn mentorleerling [slachtoffer] had verteld dat zij afgelopen zaterdag verkracht was en of ik mee wilde komen. Nadat ik mijn leerlingen naar de kantine heb gestuurd ben ik met hem mee gegaan naar de gespreksruimte. Daar zat [slachtoffer] en medeleerling [betrokkene 2] . Vervolgens heb ik [slachtoffer] gevraagd om hetzelfde verhaal aan mij te vertellen als ze tegen meneer [betrokkene 5] heeft verteld. [slachtoffer] vertelde dat ze afgelopen zaterdag niet thuis was. Daar was de vriend van haar tante. Hij is een man van rond de 40 jaar en een bekende van de familie. Vervolgens heb ik gevraagd of deze man haar "geneukt" heeft. [slachtoffer] gaf duidelijk aan hij dat niet gedaan heeft. Ik heb gevraagd of ze dit zeker wist, want anders zou er ook een “morning-after- pil” gehaald worden. Nogmaals gaf [slachtoffer] aan dat hij haar alleen gevingerd had. Vervolgens heb ik met haar gesproken om haar moeder te bellen. [slachtoffer] wilde dit eerst niet. Ze gaf aan dat zij zich schaamde en dat de man een bekende van de familie is. Na aandringen heeft [slachtoffer] haar moeder via de mobiel gebeld met het verzoek om op school te komen. Ik zat naast haar en gaf ook aan dat het goed was dat moeder gelijk naar school zou komen. Moeder zou gelijk in de auto stappen. Vervolgens zijn [betrokkene 5] en medeleerling [betrokkene 2] . weg gegaan en ben ik met [slachtoffer] naar een gespreksruimte beneden gegaan.
Beneden heb ik samen met [slachtoffer] rustiger kunnen praten terwijl wij op moeder aan het wachten waren. [slachtoffer] vertelde mij het volgende: In het verleden heeft hij 5 jaar bij hun in huis gewoond. [slachtoffer] was toen ongeveer 9 jaar oud. Deze man komt nog regelmatig bij hun thuis eten en hij haalde en bracht haar ook nog steeds regelmatig naar haar werk. Hij had haar die avond aangeraakt en vervolgens gevingerd. Ze wilde dit absoluut niet en voelde zich erg vies. Hij gaf ook aan dat [slachtoffer] hier met niemand over mocht praten. Toen hij klaar was vertelde hij haar dat zij samen in het verleden “nog veel intiemer” waren geweest. [slachtoffer] gaf aan dat ze dit niet meer weet en daardoor voelt ze zich nog “viezer”. Via de administratie kreeg ik te horen dat moeder op school was aangekomen. Ik heb moeder opgehaald en moeder ging gelijk naast [slachtoffer] zitten. [slachtoffer] draaide zich om naar haar moeder en vertelde in het Fries: “heeft mij gevingerd.” Waarop moeder en dochter in tranen uitbarstte.
5. [Ik lees dit hier en hierna verbeterd als: 6,D.P.] Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 maart 2020, opgenomen op pagina 114 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 6] :
A: Wat ik weet is dat mijn zusje ( [betrokkene 1] ) rond een uur of 4 op bed is gegaan en hij bij haar is gebleven. Ze heeft mij verteld dat hij haar heeft betast en gevingerd dat de vingers ook naar binnen zijn geweest. Ze had wel gezegd “niet doen”....toen had hij gezegd “ontspan maar we zijn vroeger vaker intiem geweest”. En hij heeft gezegd… dat andere jongens haar verneukten en dat het wel goed moet gebeuren.
V: Ik heb begrepen dat jij dus gebeld bent door school. Wanneer ben jij gebeld en door wie?
A: Ik ben maandagmiddag 10 maart 2020 gebeld door [slachtoffer] zelf en vroeg of ik op school wou komen toen zei ik wat heb je gedaan en toen nam [betrokkene 3] de telefoon over en vroeg mij op school te komen omdat het wel ernstig was.
V: Hoe is het eenmaal op school gegaan?
A: [slachtoffer] en [betrokkene 3] zaten in een kamertje en toen vertelde [betrokkene 3] mij dat [verdachte] aan [slachtoffer] had gezeten, zaterdagnacht na de kroegentocht. Toen vroeg ik wat heeft ie gedaan toen zei [slachtoffer] : ”Hij heeft mij gevingerd”. Ik begon te huilen en heb haar goed duidelijk gemaakt dat ik super blij ben dat ze het heeft verteld...
V: Wat heb jij later van [slachtoffer] gehoord als aanvulling, wat er gebeurd is?
A: Dat hij haar ook had gezoend
V: Welke details heeft [slachtoffer] jou in eerste instantie verteld over de seksuele handelingen?
A: Dat hij haar begon te zoenen (…) en dat ie haar had gevingerd ook met de vingers naar binnen V: Wat heeft [slachtoffer] jou verteld, wat hij gezegd heeft tijdens voor of kort na deze handelingen?
A: Dat ze moest ontspannen dat ze vroeger wel vaker intiem waren geweest.... dat andere jongens haar verneukten dat het wel goed moest gebeuren...en dat ze moest beloven om niks te vertellen heeft ze beloofd en hebben ze elkaar hand geschud
V: Hoe was [slachtoffer] toen zij het jou vertelde?
A: Trillerig, rode oren en ze had gehuild
V: Welke vragen heb jij gesteld en wat was haar antwoord?
A: Wat heeft hij precies gedaan, heb ik gevraagd en toen vertelde ze mij: “Heeft me gezoend en gevingerd”.”
18. Het hof heeft over de bewezenverklaring onder meer overwogen:
“Het hof stelt vast dat er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster. Aangeefster verklaart specifiek over de setting waarin de handelingen hebben plaatsgevonden. Na het stappen zijn aangeefster, haar tante en verdachte naar het huis van verdachte gegaan. De tante van aangeefster is vervolgens naar bed gegaan. Vervolgens blijven verdachte en aangeefster samen achter in de woonkamer. Verdachte heeft deze context bevestigd. De verklaringen van aangeefster en verdachte over de aanloop naar en (context van) de gebeurtenissen van de avond zijn grotendeels gelijkluidend, tot aan het moment dat verdachte en aangeefster met zijn tweeën in de woonkamer zijn. Daarnaast hebben de vriendin van aangeefster en de moeder van aangeefster verklaard dat aangeefster moest huilen toen ze vertelde over wat er tussen haar en verdachte had plaatsgevonden. Het hof is van oordeel dat de inhoud van de bovenstaande bewijsmiddelen de verklaring van aangeefster – en daarmee wat verdachte ten laste is gelegd – bevestigen. Er is daardoor geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Deze rechtsregel verzet zich er niet tegen dat een onderdeel van de bewezenverklaring berust op slechts één getuigenverklaring of een andere bewijsmiddel. Het hof verwerpt derhalve dit verweer van de raadsman.”
19. In de schriftuur wordt aangevoerd dat (i) de verklaringen van de getuigen die als steunbewijs zijn gebruikt uitsluitend zijn gebaseerd op wat de aangeefster hen heeft medegedeeld en (ii) de bij de aangeefster waargenomen emotie niet gerelateerd hoeft te zijn aan de aan de verdachte verweten verkrachting.
20. Het hof heeft als bewijsmiddelen inderdaad vooral verklaringen gebruikt die zijn terug te voeren op de aangeefster: de bewijsmiddelen 2, 3, 4, 5 en 6 bevatten in essentie haar weergave van de tenlastegelegde feiten, ook als die door andere getuigen is opgetekend. Deze verklaringen zijn in zoverre niet bruikbaar als steunbewijs: het zijn de-audituverklaringen op basis waarvan de verklaring van de aangeefster niet kan worden geverifieerd. Ik meen echter dat de bewijsmiddelen 4 en 6 wel bruikbaar zijn als steunbewijs voor zover daarin door twee getuigen – een vriendin en de moeder van de aangeefster – is verteld hoe zij de aangeefster op maandag 10 februari 2020 hebben aangetroffen. Dat was de eerste schooldag na het bewezenverklaarde feit: volgens de bewezenverklaring is het feit gepleegd in de nacht van zaterdag 8 op zondag 9 februari 2020. De bewijsmiddelen houden in dat de aangeefster stil was en wat moest huilen toen ze aangaf dat ze wilde praten (bewijsmiddel 4, verklaring vriendin) en dat de aangeefster toen ze op school aan haar moeder vertelde wat er was gebeurd, trillerig was, rode oren had en had gehuild (bewijsmiddel 6, verklaring moeder). Dat het hof deze onderdelen van de verklaringen, in combinatie met de verklaring van de verdachte dat de aangeefster in de nacht van 8 op 9 februari 2020 bij hem thuis op de bank sliep, als voldoende steunbewijs heeft aangemerkt voor de aan de verdachte verweten verkrachting, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en acht ik niet onbegrijpelijk. [33]

Slotsom

21. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
22. Ambtshalve heb ik geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
23. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 maart 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2363.
2.HR 27 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:946, r.o. 5.2 en HR 5 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1152, r.o. 2.3. Daar wordt verwezen naar HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452,
3.HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717,
4.HR 5 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1152, r.o. 2.4; HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094,
5.HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452,
6.Vgl. G.J.M Corstens,
7.Zie hierover ook de conclusie van plaatsvervangend advocaat-generaal Van Wees van 5 maart 2024, ECLI:NL:PHR:2024:251, onder 2.9-2.15.
8.HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117,
9.HR 14 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1435 (art. 81 lid 1 RO). Als steunbewijs was verder gebruikt een proces-verbaal van forensisch onderzoek naar de verwondingen van de aangeefster.
10.HR 27 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:946,
11.Zie de conclusie van mijn ambtgenoot Lückers van 12 maart 2024, ECLI:NL:PHR:2024:280, voetnoot 8. Daar wordt verwezen naar HR 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1262 (art. 81 lid 1 RO).
12.HR 28 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3052, r.o. 3.5.
13.HR 2 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1594,
14.HR 21 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:398 (art. 81 lid 1 RO).
15.HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:484, r.o. 2.5. Deze bekentenis omvatte niet de bewezenverklaring; zie mijn conclusie van 17 januari 2023, ECLI:NL:PHR:2023:23, onder 14.
16.HR 27 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:946,
17.HR 31 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1474 (art. 81 lid 1 RO). Als steunbewijs was verder gebruikt een verklaring van de verdachte dat hij de aangeefster advies heeft gegeven thuis te masturberen, en een verklaring dat de verdachte bij de aangeefster thuis is geweest toen haar ouders niet thuis waren.
18.HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1817,
19.HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1216, r.o. 2.4.
20.HR 27 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:946,
21.HR 5 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1621 (art. 81 lid 1 RO).
22.HR 5 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1152.
23.HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354,
24.Zie in dat kader de kritische annotatie van N. Rozemond in
25.HR 23 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1095, r.o. 2.4.
26.HR 19 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1758 (art. 81 lid 1 RO).
27.HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:484, r.o. 2.5.
28.HR 22 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1459, r.o. 3.3.
29.HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:79 (art. 81 lid 1 RO).
30.HR 11 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:549 (art. 81 lid 1 RO).
31.HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2034, r.o. 3.4.
32.HR 20 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1864,
33.Het tijdsverloop valt ook zeker binnen de bandbreedte. Zie het hiervoor aangehaalde HR 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1262 (art. 81 lid 1 RO).