ECLI:NL:HR:2023:1474

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
21/04625
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht door docent met minderjarige scholiere; bewijsminimum en steunbewijs

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 oktober 2021. De zaak betreft een beschuldiging van ontucht door een docent/mentor met een aan hem toevertrouwde minderjarige scholiere, in strijd met artikel 249.1 van het Wetboek van Strafrecht. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het Openbaar Ministerie ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de seksuele relatie tussen de minderjarige aangeefster en de verdachte, ondanks dat de bewezenverklaring voornamelijk steunde op de verklaringen van één getuige. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat D.N. de Jonge een cassatiemiddel heeft voorgesteld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en vastgesteld dat het hof voldoende gemotiveerd heeft waarom de verklaringen van de aangeefster voldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet in strijd heeft gehandeld met artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een bewezenverklaring niet uitsluitend op de verklaring van één getuige mag steunen. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de uitspraak van het hof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04625
Datum31 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 oktober 2021, nummer 23-002017-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof in strijd met artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering de bewezenverklaring uitsluitend heeft doen steunen op de verklaringen van één getuige.
2.2
Het cassatiemiddel faalt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3 tot en met 14.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 oktober 2023.