Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
31 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 oktober 2021. De zaak betreft een beschuldiging van ontucht door een docent/mentor met een aan hem toevertrouwde minderjarige scholiere, in strijd met artikel 249.1 van het Wetboek van Strafrecht. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het Openbaar Ministerie ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de seksuele relatie tussen de minderjarige aangeefster en de verdachte, ondanks dat de bewezenverklaring voornamelijk steunde op de verklaringen van één getuige. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat D.N. de Jonge een cassatiemiddel heeft voorgesteld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en vastgesteld dat het hof voldoende gemotiveerd heeft waarom de verklaringen van de aangeefster voldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet in strijd heeft gehandeld met artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een bewezenverklaring niet uitsluitend op de verklaring van één getuige mag steunen. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de uitspraak van het hof in stand blijft.